Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/173

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

meê ging met de dichte drommen, joelende feestvierders, juichende schreeuwers, zag zij huiveren door heel de Stad een, bloed in de aderen stollenden, angst. Van angst gesperd stonden wijd de oogen; de tanden klakkerden op elkaâr; de bloemgetooide leden sidderden, de zon scheen en iedereen rilde van koû.

Maar niemand sprak van zijn bevingen en zij dansten dol dronken, van onzinnige vreugde en zij jubelden altijd den zelfden kreet:

— Het is de Triomftocht van de Vorstin!!!


 

XXV.


Een reusachtige ontroering golfde aan uit de richting van het slot. Alle oogen gingen die richting uit en de dansers vergaten te dansen. Van ontzetting stond stil de menigte als versteend en vergat haar zieleangst te verbergen. De paleizen schenen te sidderen; hoorbaar golfden de lucht-atomen.

Een reusachtige verschrikking naderde pijlsnel aan...

Het vorstelijke slot staalde vreemd van een glans; een zon scheen een stralenkrans uit te schieten; een onheilspellende aureool daagde waaierend op aan de verte. De ontzettende