Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/109

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
DE SCHILDKNAAP.

Ja, ’s hemels gunst, Mevrouw, stond ons helden by!
De Catiljaansche stoet had dit paleis verlaten!
De vloekkreet van het volk weêrgalmde langs de straten.
Zy snellen langs een weg, wier eenzaamheid hen hoedt,
de pas ontscheepte macht der Mooren te gemoet.
De Graaf was middlerwijl tot aan het oord genaderd,
waar zich de menigte der Ridders had vergaderd,
verwittigd van ’t gevaar door d’ algemeene schrik.
Driehonderd krijgeren zijn in een oogenblik
rondom den Vorst vergaârd, gereed het al te wagen.
’t Vertrouwen dat hun deugd de zege weg zal dragen,
leeft in zijn glinstrend oog, en geeft een nieuwen moed
aan ’t volk, dat hem alom met dankbre zegens groet.
Dus waren wy de stad ter poort toe doorgetrokken
in stille statigheid, en stapten onverschrokken
den vijand in ’t gemoet, wiens ijdele overmacht
met brandend ongeduld met uur van strijden wacht.
Men schaart zich onverwijld. Van uit het heil der Mooren
doet zich aan alle kant het dreigend ALLAH hooren.
en davert door de lucht met steed vernieuwd geweld.
Wy naadren kalm en stil, tot midden op het veld
uw Egâ aan ons hoofd, het oog ten hemel heffend,
zijn boezem lucht geeft in dees woorden, grootsch en treffend:
„O hemel, die het lot der menschlijkheid bestiert!
„het zij mijn degen in den kampstrijd zegeviert,
„het zij me een eerlijk graf op ’t slagveld is beschoren;
„getuig gy welk een drift my heden aan kon sporen,
„den slag te weeren dien een moeder my bereidt!
„’k Strijd voor mijn vaders eer, voor de onafhankelijkheid
„van ’t rijk, bevrijd door hem, door zijn gebied beveiligd.
„Ik heb aan hunne zaak mijn leven toegeheiligd,
„en ’k zal voor hunne zaak verwinnen of vergaan.”
Wy heffen op dees taal een kreet ten antwoord aan:
reeds woedt des veldheers zwaard op ’s vijands dichtste drommen
wy volgen hem! de vlam des oorlogs is ontglommen!
’t Gekletter van het staal, der krijgren woest gerucht,
het nederploffen der gewonden vult de lucht.
Wie maalt de stroomen bloed, die bruischen langs de velden?