Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/189

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
is 't afscheidsteeken van den geest
aan vrouw en kind, wanneer de baren
van d' opgeruiden Oceaan
het dobbrend schip verzwelgen gaan!

Waar Roemzucht, wederzijds ontstoken,
d'onmenschlijken kampstrijd mengt,
ook daar wordt vaak een traan geplengd!
En 't recht der menscheid is gewroken,
wanneer hy 's winnaars oog ontvloeit,
en 't vijandelijke lijk besproeit!

Of, als wy 't dierbaar oord begeven,
dat onzen eersten kinderlach,
dat onzen eersten bloeitijd zag,
om dieper in te treên in 't leven;
dan staren wy 't weemoedig aan,
en 't droef Vaarwel spreekt door een traan!

Maar gy, vooral, gevoel van liefde!
uw alveroverende tocht
wekt stroomen van dit balsemvocht!
Voor wie uw gloênde pijl doorgriefde
zijn tranen wellust van het hart,
in liefdes vreugd, in liefdes smart!

Ook wien de geestdrift heeft bevangen,
die 't moedig hart, waarin zy blaakt,
tot aller harten meester maakt,
dien verwt een gloeiend rood de wangen,
dien wemelt in het oog een traan,
die meer dan woorden doet verstaan.

Wien eerbied ooit de ziel vervulde
in 't brandend tijdperk van de jeugd,
voor mannenmoed, voor mannendeugd;
de traan is 's harten eêlste hulde,
en die de nagedachtenis
van groote mannen waardig is!

Zoo wekken Cesarts lauwerkroonen,
zoo Alexanders fiere moed,
zoo Maurits grootheid, waard zij bloed,