Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/205

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
zich om de kruin van zijn beschermers vlechten,
drie honderd jaar van weldaân tot een loon;
een andre stem doet meê naar eischen gelden:
het is de stem der Waarheid, lang versmoord,
der Waarheid, lang door Staat- en Letterhelden
van uit den rang verstoten, die haar hoort!
’t Historieblad is zijn vervalsching moede,
en vergt een hand, herstelster van zijn smaad,
die, onbeducht voor des Vooroordeels roede,
en onbesmet van Loevensteinschen haat,
het ontrecht wreek’, door ongetrouwe pennen
aan ware Deugd en ware Trouw begaan,
en ’t nageslacht het voorrecht dwing’ te erkennen,
ten allen tijd gehecht aan Nassaus vaan!
Zie daar den eisch der klagende Historie,
en, wie dien eisch of zijn voldoening wraak’
de Poëzy, bedeeleres van glorie,
staat aan haar zij, en ijvert voor haar zaak!
Die Poëzy, het leven van mijn leven,
voor Vorstengunst en wereldgrootheid koel,
maar, waar het geldt tot Waarheids hulp te streven,
vol ongeduld, en bruischend van gevoel,
die Poëzy bezielt dees beeldtenissen
der eedle Reeks van ’t Vijftal zonder gâ,
(wiens roem geen Nijd in staat was uit te wisschen,
geen kroonengoud verhoogt, of komt te nâ);
wanneer mijn hart, met luttel kunstvermogen,
maar met een hand, bestierd door ’t hart-alléén,
hun trekken schetst, en schittren doet in oogen,
te vaak verblind door schijnhoedanigheên!
Doch, schoon geen blaam zijn Zangster staat te vreezen,
als ’k aan haar lied mijn zielsgevoelen huw:
wien zal dat lied, die denkwijs welkom wezen?
Wien, dit tafreel? — VAN HOGENDORP! aan U!
aan U, die steeds van de eigen geestdrift blaaktet
voor zoo veel moed en zelfverloochning,
en vaak met my een traan van weemoed slaaktet,
de schim ter eer der helden, die ik zing!
Die met een hand, bezield door Caliope
(de Zanggodin van koningen en goôn),