Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/243

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
o heilge poëzy! Doe gy de lessen hooren
der echte Wijsbegeerte ; en zij de hooge roem
den mensch ter zaligheid te voeren, aan den bloem
der Barden, uit uw schoot, o Nederland! geboren,
bestemd! ontwijk' hun voet reeds plat getreden sporen!
Hy kieze een nieuwer pad, dat naar den zangberg leidt!
Zoo wordt uw roem met hen door heel Euroop verbreid,
en, door het nageslacht met huivering betreden,
't herschapen Griekenland in Neêrland aangebeden!


Wie heft me in onnazienbre vlucht
door wolken heen en etherlucht,
en voert my nader aan de boorden
van een nog ongerepte bron,
waar zich mijn dorst aan lesschen kon
in onuitputbren stroom van woorden!

Uw grootheid zong ik, uwen lof,
bezielster van het doode stof
als van de zalige Englenkringen!
U, Godgewijde Poëzy!
Wier onweêrstaanbre heerschappy
’t heelal in ketenen kan dwingen!

O! naar het buigen van mijn toon
zonk de aard aanbiddend voor uw troon,
en stortte blakende gezangen;
en zee en hemel spanden saam
om in het loven van uw naam
de stem van ’t menschdom te vervangen!

Ten prooi aan ’t wisselzieke lot,
en van den zetel van zijn God
verwijderd, balling op dees aarde,
zyt gy het, diebaar hemelkroost,
de ’s menschen jammeren vertroost,
die hem herinnert aan zijn waarde!

Egipte stapel’ marmer op
tot torens, die den vasten kop
tot aan het starrendak verheffen!
Ook die gevaarten zal de tijd,