Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/250

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
was alles stil en doodsch! ’k Zag slechts de breede stroomen
van ’t bloed - Uwe êgâ was ten hemel opgenomen!

DON PEDRO

Zoo is dan ’t bloedontwerp van ’t zwartst verraad gelukt!
Zoo werd dan door het zwaard mijn echtknoop losgerukt!
Mijn vader! dat ge u dus door monsters liet omringen!
Dat dus hun helsche raad in uw gemoed kon dringen!
Geen deernis trof u met een weerelooze vrouw,
noch ’t denkbeeld van uw zoon, en van den bittren rouw,
waarin ’t ontmenscht besluit der staatszucht hem moet storten,
en die (o hemel! stemt ’t!) mijn dagen zal verkorten.
Maar laat my (kan het zijn) vergeten, dat ook gy,
mijn vader, schuldig zijt aan ’t schriklot, dat ik lij!
Op u, gevloekte twee, lafharte moordenaren!
(o! moog ’t rechtvaardig lot u tot dat tijdstip sparen!)
op u slechts vlamt die wraak, waar voor ik eenig leef!
Beef! schendig Alvares! en gy, Pacheco, beef!
Viert, viert den zege, dien de hel u deed verwerven!
Verduizendvoudigd wacht de straf u! Gy zult sterven,
of voegen by het bloed van Ines ook het mijn!
Mijne êgâ, ja, ik sneve, of ’k zal uw wreker zijn!
Verfoei’ my ’t nageslacht, gelijk het zal verfoeien
den naam van ’t monstrenpaar, wiens staal uw bloed deed vloeien,
verfoeie my ons kroost, verfoei’ my ’t gantsch Heelal,
zoo heel het aardrijk van die wraak niet ijzen zal!
En verder - kwijn, kwijn weg in tranen, o mijn leven!
Wat uitzicht bleef my meer? Wat hoop, om naar te streven?
De wereld, die me omringt, is my een wildernis:
mijn rang zal me eindeloos aan ’t bloedige gemis
herinn’ren! Neen! de kroon, die eens mijn hoofd moet drukken,
zal nimmermeer mijn hart aan ’t knagend wee ontrukken!
Geen zorg van staat zal ooit uw beeld verflaauwen doen,
O Ines, in dees borst! De daavrende klaroen,
die in de prille jeugd het ridderbloed doet koken,
en die zoo menigmaal mijn boezem heeft ontstoken
in heldenroemzucht, die de ziel ten hemel heft,
vindt Pedro doof voortaan! Mijn stervend hart beseft
een enkle nooddruft nog: die, van uw dood te wreken,
te treuren zonder end, en smert met smert te kweeken!