Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/261

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
om weêr de rust der vrede en 't huislijk heil te smaken!
Heeft Ajax, zoo grootsch op vaste deugd braveert,
heeft Ajax toen die vlucht volijverig gekeerd?
Heeft hy door raad of daad, voor 't minste door zijn voorbeeld
de krijgren aangevuurd, en hun gedrag veroordeeld?
O neen! daar 't al den rug aan Trojes muren bood,
getrooste hy zich meê die lafheid, en hy vlood!
Niet ik! Die 't vluchtend volk in 't harte weet te treffen,
en met een scherp verwijt de schande doe beseffen
van na een lang beleg te keeren onvoldaan,
en op den Griekschen naam der eeuwen smaad te laân.
Mijn ijver overwint: men wendt beschaamd zijn schreden
naar 't leger: Ajax meê keert weder op mijn reden!
Nu wordt door d' Oppervorst het het gantsche heir vergaârd!
Ik voer op nieuw het woord: de onstuimigheid bedaart.
Ik straf een muiteling, zoo nietig als vermeten,
en spoor de krijgren aan dien dag te doen vergeten
door nieuwe wonderen op 't bloedig veld van eer!
Zoo strekt dan al 't geen sints en Ajax en dit heir
verrichten, my tot lof! Doch 't is genoeg gebleken
wat denkwijze over my alle onze helden kweken!
Ik ben 't, als Diomeed een stouten aanslag waagt,
wien deze dappere tot medehelper vraagt!
't Is vleiender voorwaar aldus te zijn verkoren,
dan door een blinde kans ten strijd te zijn beschoren.
Voor 't minst, ik wachtte niet dat my het lot gebood,
om me in de holle nacht te wagen aan den dood;
toen ik den Trooischen spie, daar hy ons kwam verrassen,
den zijnen deed verraân, en in zijn bloed deed plassen:
en, daarmeê niet vernoegd, in Rhesus tenten drong,
hem met geheel zijn stoet 't zwaard door den gorgel wrong.
en, tot een schittrend blijk mijns krijgsbedrijfs, zijn paarden,
die zy als 't waardig loon van Dolons tocht bewaarden,
in 't Grieksche leger bracht. Maar ook by zonnelicht
in openbare strijd heb ik niet min verricht.
Dit heeft Sarpedons drom te droevig ondervonden,
op 't flikkren van mijn staal door 't slagveld half verslonden.
Dit tuigden Prytanis, Alastor, Chromius,
Noëmon, Halius, Alcander, Ceramus,
en zoo veel minderen, naar 't schimmenrijk gezonden