Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/329

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


     Maar wanneer de zinloosheid
    van verwaten duisteringen,
     door een helschen geest geleid,
    God-zelv’ naar de kroon durft dingen,
     troonen en altaren schokt,
    ’s werelds loop dreigt om te zetten,
    krijg verkond aan orde en wetten,
en op alles wat de menschheid eenmaal heilig achtte wrokt;

     Als een monsterlijke leer
    onder snood verdichte namen,
     ’t menschdom nooden durft tot de eer
    zich Gods naam en wet te schamen;
     en, steeds verder voortgespoed,
    denkkracht en gevoel ontgeestlijkt,
    heel de menschlijkheid verbeestlijkt,
en den laatsten vonk des hemels in haar borst verstikken doet!

     Dan, dan grijpe ik naar mijn luit,
    als de krijgsman naar zijn degen,
     daag den sterksten Eeuwgeest uit,
    en betwiste hem de zegen!
     En mijn borst, vervuld van vier,
    voelt zich krachts genoeg, de kreten,
    die de woestaarts zich vermeten,
met de galmen te verpletten van mijn bliksemende lier!

     Broeder! Kunstgenoot! Ook gy
    voelt uw wezenlijke waarde!
     Wat is Dichtkunst? hamony
    tusschen hemelen en aarde!
     De adem Gods in onze borst
    brengt geen aandrift om te slopen,
    maar om banden aan te knoopen
tusschen mensch en mensch en Engel, tusschen ’t schepsel en zijn Vorst!

     Toonen we ons de dienaars Gods,
    om in ’t oproer dezer dagen
     tegen Wijsbegeerte trots
    Zijn gezegend Rijk te schragen!