Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/401

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Als de Richter op den troon
van den vollen toorn zal blaken!
’t Rijk der zonde moet vergaan!
’t Lam van God is opgestaan!

Ja! de Heer is opgestaan!
Gods bazuinen zullen klinken!
de eerste dingen zijn vergaan,
nieuwe heemlen zullen blinken!
Nieuwe tijden vangen aan —
God is scheppend opgestaan!



V.
LOFZANG.

Het Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen
de kracht en rijkdom, en wijsheid, en sterkte, en eer.
en heerlijkheid, en dankzegging.Openb. V: 12.

(Wijze: Gez. 1.)

Hallelujah! Lof zij het Lam!
die onze zonden op Zich nam!
wiens bloed ons heeft geheiligd!
Die dood geweest is, en Hy leeft![1]
Die 't volk, dat Hy ontzondigd heeft,
in eeuwigheid beveiligt!

Den Koning op des Vaders troon
den Eerstgeboren uit de doôn,
den Bloed- en Heilgetuige ![2]
der Vorsten Vorst, der Heeren Heer,
zij heerschappij, en dank, en eer!
dat alle knie Hem buige!

Lof zij het Lam, Gods Medgezel,[3]
uit Davids Zaad d' Immanuel!
God, in het vleesch verschenen!
In Hem, die wederkomen zal,
in Hem aanbidde 't gantsch Heelal
JEHOVAH den Drieéénen!

  1. Openb. I : 17, 18.
  2. Openb. I: 5.
  3. Zach. XIII: 7. Matth. XXVI: 31. Openb. V: 13.