Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/412

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
geen schepsel immer naadren mag!
lof zij d’ onzichtbren Vader! —
God is in ’t vleesch geopenbaard![1]
gehoord, gezien, getast op aard![2]
Hosanna onzen Heere! —
God is een God, die ’t Al behoudt
met geest en leven zevenvoud!
Den Heilgen Geest zij de eere!

O Geest! geleid ons tot den Zoon!
Breng ons, o Heer! voor ’s Vaders troon!
Schenk ons den Geest, o Vader!
By de overzaalge wenteling
in dezen Goddelijken kring
koom ’t hart U immer nader,
tot dat we, ontheven van dit stof,
uitgalmen in Uw hemelhof
met al uw Dienaars samen:
Den ZEVEN GEESTEN voor den troon
zij, met den VADER en den ZOON,
lof en aanbidding! AMEN!




KERST- EN NIEUWJAARSINTREÊZANGEN.

Want een Kind is ons geboren, een Zoon is
ons gegeven.Jes. XI: 5.
Wat heerlijkheid straalde over Bethlehems velden!
Wat hemelsche tonen doorgolven den trans!
In de eenzame nachtwaak der kudden ontstelden
de herders, omschenen van Godlijken glans!
De boodschap des heils wordt aan armen gezonden,
die waken by 't sluimren der dartelende aard!
En juublende heiren van Seraphs verkonden
de Godspraak der eeuwen : De Maagd heeft gebaard!
Maar niemand vernam het, in Israëls Grooten,
geen Wijze vermoedt het, volleerd in de Wet,
wat wonderbedeeling zich hier heeft ontsloten,
wat wondergeboorte hier Englen ontzet!

  1. Tim. III : 16.
  2. Joh. I : 1.