Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/420

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
alzoo bekend gemaakt U lof
aan broos, en zwak, en zondigstof?
Zie met ontfermende ingewanden
op ’t maaksel neder Uwer handen,
daar ’t als het gras des velds verkwijnt,
daar ’t als een schaduwbeeld verdwijnt!

Want ach! onze ongerechtigheden,
ach! ons gestadig overtreden.
wat ooit verschijne, wat verga,
vervolgt en drukt ons, vroeg en spâ,
en onze dagen smelten henen
in zondeschuld op schuld-beweenen,
die Ge ons ontdekt, o God! by ’t licht
van Uw verbolgen aangezicht!

Ja! dit betuige, dit belijde,
van jaar tot jaar, by elk getijde,
op ieder dag, en telken stond,
eenstemmig hart, en ziel, en mond!
Wy zijn strafschuldig, zwaar misdadig -
maar Gy, o Heer! Gy zijt genadig!
Gy hebt ontferming toegezeid,
o Koning der gerechtigheid!

O God! Gy hebt een woord gesproken,
en ’t hart, van zondesmart verbroken,
vernam, ontfangt het, en geneest,
daar ’t U aanbidt, en dankend vreest!
Daar is, daar is by U vergeving,
daar is uit zonde en dood herleving;
en meer dan Edens zaligheid
is thands den boetling toebereid!

Daar is behoudnis in de wonden
van ’t Offerlam, door U gezonden,
van dien Emmanuël, gebaard
tot vreugd van hemel beide en aard!
Die, op den achtsten dag besneden,
aan t kruishout bloedig heeft geleden!
en voor de schuld, door ons begaan
den laatsten penning heeft voldaan!