Deze pagina is proefgelezen
niet in zijn eigen kracht, o Heer!
Gedenk die meer dan Vorstelijke eer,
die hem Uw heilgunst deed verwerven!
Gedenk den dood, dien hy mocht sterven,
het volk, waarvoor hy stervend bad,
zijn stam, dien Gy geheiligd hadt!
Gedenk die meer dan Vorstelijke eer,
die hem Uw heilgunst deed verwerven!
Gedenk den dood, dien hy mocht sterven,
het volk, waarvoor hy stervend bad,
zijn stam, dien Gy geheiligd hadt!
Helaas! hoe is het goud verdonkerd!
Hoe heeft die glorie uitgeflonkerd,
die ’t needrig Nederland omscheen!
Waar ging de hoop der Vaadren heen!
Is dit dat Volk, weleer verkoren,
een Israël in ’t West herboren,
verlost met krachten van omhoog,
ten wonder in der volken oog?
Hoe heeft die glorie uitgeflonkerd,
die ’t needrig Nederland omscheen!
Waar ging de hoop der Vaadren heen!
Is dit dat Volk, weleer verkoren,
een Israël in ’t West herboren,
verlost met krachten van omhoog,
ten wonder in der volken oog?
Helaas! de Heidnen zijn gekomen,
zy hebben ’t Heilge ingenomen!
De tempel van Gods heiligheid
werd door hun woede in asch geleid!
O dochter Sions, wreed gevangen!
met klagelijke lofgezangen
meld de overtreding van Uw stad,
hoe ze Isrels Bondsgod snood vergat!
zy hebben ’t Heilge ingenomen!
De tempel van Gods heiligheid
werd door hun woede in asch geleid!
O dochter Sions, wreed gevangen!
met klagelijke lofgezangen
meld de overtreding van Uw stad,
hoe ze Isrels Bondsgod snood vergat!
De altaren liggen neêrgesmeten!
De aloude Godsdienst is vergeten!
Het land, door Christus groot gemaakt,
heeft Zijn gezegend juk geslaakt!
Gy zaagt, o droeve Christenscharen!
Na drie en dertig jubeljaren,[1]
de zon van Neêrland ondergaan! —
en wie in Neêrland trekt zich ’t aan?
De aloude Godsdienst is vergeten!
Het land, door Christus groot gemaakt,
heeft Zijn gezegend juk geslaakt!
Gy zaagt, o droeve Christenscharen!
Na drie en dertig jubeljaren,[1]
de zon van Neêrland ondergaan! —
en wie in Neêrland trekt zich ’t aan?
Gy echter weet ze, o Hartdoorgronder!
Gy kent ze, die Gy tot een wonder,
by d’afval van geheel een aard,
door Uw genade hebt bewaard!
Gy weet het, of er, schoon zy zwijgen,
nog tranen vloeien, zuchten stijgen,
Gy kent ze, die Gy tot een wonder,
by d’afval van geheel een aard,
door Uw genade hebt bewaard!
Gy weet het, of er, schoon zy zwijgen,
nog tranen vloeien, zuchten stijgen,
- ↑ Van ongeveer het jaar 1566 tot dat van 1795.