Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/44

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
  van heel haar mannenteelt ontbloot!
Ach Xerxes, Xerxes! moest ge uw helden
  ten offer voeren aan den dood?
Och! of een God u had weêrhouên
van ’t roekloos macht- en zelfvertrouwen
  bij d’ aanvang die onzaalge tocht,
en ’t spoor doen volgen van uw’ vader,
die held en vreedzaam vorst te gader,
  zijn’ volken niet dan weldaân wrocht?

EERSTE TEGENKEER.

Gy! zwarte vluggewiekte kielen,
  met onzer mannen keur belaân!
Gy zaagt die dappren dan vernielen,
  en alles in hun val vergaan!
De koning zelf, in vreemde landen
ter nauwernood uit ’s vijands handen
  behouden door een snelle vlucht,
keert, eindlijk dit gevaar ontkomen,
die Thraciës bevroren stroomen
  terug in vadelandsche lucht.

TWEEDE KEER.

Helaas! hoe meinig onzer braven,
  op Cychreus heilig strand gedood,
ligt daar misvormd en onbegraven,
  verlaten in dien bangen nood!
Ja! laat ons treuren! laat ons klagen!
Dat niets voor ’t minst na zoo veel plagen
  de klanken onzer droefheid stuit’;
en ’t hart door rouw van één gereten,
galme Echo onze wanhoopkreten
  door lucht en wolk ten hemel uit!

TWEEDE TEGENKEER.

Hun lijken dwarlen met de golven
  van holle draai- tot draaikolk meê,
of zijn in d’ afgrond reeds bedolven
  of ’t aas der monsters van de zee.
vaders, wien uw zoetste panden
door ’t staat in ’s overwinnaars handen
  van ’t bloedend harte zijn gerukt,