Deze pagina is proefgelezen
TWEEDE KEER.
Ja, heilig zijt ge ons, en het oord
waaraan we, o Vorst, uw asch betrouwden!
Worde onze klaagsem aangehoord!
Herzie, op Plutoos krachtig woord,
’t paleis, waarin we uw’ glans zoo menigmaal aanschouwden!
Ja, heilig zijt ge ons, en het oord
waaraan we, o Vorst, uw asch betrouwden!
Worde onze klaagsem aangehoord!
Herzie, op Plutoos krachtig woord,
’t paleis, waarin we uw’ glans zoo menigmaal aanschouwden!
TWEEDE TEGENKEER.
Geen dolle zucht naar macht en roem
kwelde, onder u, de Perzianen,
noch riep des noodslots ijzren doem
op uwer jongelingen bloem,
o vader, aangebeên van dankbare onderdanen!
kwelde, onder u, de Perzianen,
noch riep des noodslots ijzren doem
op uwer jongelingen bloem,
o vader, aangebeên van dankbare onderdanen!
DERDE KEER.
Onzachbre, groote dierbre Koning!
sla onze hartebeê niet af!
Rijs uit de holle doodenwoning
op d’ oever van uw heilig graf!
Verschijn voor onze eerbiedige oogen,
gy, nog door gantsch uw volk geloofd!
van ’t purpren koningskleed omtogen,
de rijke sluierkroon op ’t hoofd!
sla onze hartebeê niet af!
Rijs uit de holle doodenwoning
op d’ oever van uw heilig graf!
Verschijn voor onze eerbiedige oogen,
gy, nog door gantsch uw volk geloofd!
van ’t purpren koningskleed omtogen,
de rijke sluierkroon op ’t hoofd!
DERDE TEGENKEER.
Wy zullen vreemde jammren melden,
verschiklijk voor het Perzisch oor::::
den dood der duizend duizend helden,
die ’t rouwend vaderland verloor.
De Styxkolk met verpeste dampen
besmette de onbewolkte lucht::::
verschijn, verschin, verneem de rampen
waar onze bange borst om zucht!
verschiklijk voor het Perzisch oor::::
den dood der duizend duizend helden,
die ’t rouwend vaderland verloor.
De Styxkolk met verpeste dampen
besmette de onbewolkte lucht::::
verschijn, verschin, verneem de rampen
waar onze bange borst om zucht!
SLOTZANG.
Wy zitten troostloos aan de randen
van uw door tranen vochtig graf,
Want ach! de schepter in uw handen
weerde allen rampspoed van ons af.
De dood, die u heeft aangegrepen,
sleepte onze welvaart met u meê:
van uw door tranen vochtig graf,
Want ach! de schepter in uw handen
weerde allen rampspoed van ons af.
De dood, die u heeft aangegrepen,
sleepte onze welvaart met u meê: