Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/476

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


B.

God wil dat koper nog verklaren
tot zilver, glinstrend van rondsom,
tot zilver, achtbaar als de haren
van een gewenschten ouderdom! —
En dan, dat zilver weêr doen rijzen
tot goud, gelouterd in de vlam,
waar de Engelen den glans van prijzen,
omdat die van Gods liefde kwam.

C.

Maar koper, zilver, goud op aarde
versmolten eenmaal in het niet.
Daar blinkt een feest van rijker waarde
uw harten tegen in ’t verschiet.
Eens viert gy eeuwig (zij het spade!)
in ’t onverdeflijk Vaderland
een bruiloftsfeest (door Gods genade!)
van onverbreekbaar diamant!

1841.




ORLÉANS.


Van ’t Noorden is een stem vernomen,
en ’t Zuiden antwoordt: Ondergang!
O Seine! o Elbe! langs uw stroomen
wat noodgeluiden, fel en bang!
Wat boetbazuinen in dat kraken
van Hamburgs prijsgegeven daken,
aan wier doorblakerd ingewand
zich vitrioolrivieren voeden,
en storten roode lavavloeden
voor plassend water in den brand!

Of waar Meudon met handenwringen
op honderd lijken nederblikt
by ’t dolle tijd- en snelkrachtdwingen
verschroeit, verkrompen en verstikt.
Terwijl van d’ overkant der zeeën
een bode van nog schrikbrer weeën
de korst verdacht maakt, waar we op staan,