Deze pagina is proefgelezen
koninklijk ter hart genomen, worde dáár door u beslist.
Elke vraag en haar beslissing wijze in ’t hart naar Gibeon,
naar den Hoorder der gebeden, en de vraag van Salomon.
Opwaarts, Zoon van zoo veel Christnen! Aangebeden en geloofd!
en gy zult als Koning wezen, ’t geen gy zijt als Legerhoofd.
Elke vraag en haar beslissing wijze in ’t hart naar Gibeon,
naar den Hoorder der gebeden, en de vraag van Salomon.
Opwaarts, Zoon van zoo veel Christnen! Aangebeden en geloofd!
en gy zult als Koning wezen, ’t geen gy zijt als Legerhoofd.
Neen! geen Grondwet zal behouden, hoe vergood eens of vertreên,
zoo geen raad by God gezocht wordt, met verneedring en gebeên,
Vruchtloos anders elke Grondwet! ’t Blijft een levenloos papier,
speelbal dáár, van ijdle vonden, bron van nieuwe driften hier!
Maar wat Staatswet ons beheersche, zij dit Opschrift het begin,
onbeschreven, zoo het zijn moet, maar geprent in hart en zin:
„ ’k Ben die God, die eens uw Vaadren uit het Spaansch Egipte bracht.
„Die met Willem van Oranje Neêrland scheppend heb gedacht!
„Die door Maurits veertig steden aan uw Staatskroon heb gesnoerd
„en door hem en Fredrik Hendrik ’t groot bevrijdingswerk volvoerd.
„Die uw koopliên vorsten maakte, van uw waatren vasten grond,
„Die vier werelden door schepen aan dat visschersdorp verbond,
„waar paleizen zich verhieven, zegens zegen vroeg en spâ,
„by den weêrklank der kartouwen van Farnse en Spinola;
„Die voor (wederom!) een Willem, ’t zij hy neêrlag of verwon,
„stilstaan deed en achteruitgaan Frankrijks koninklijke Zon;
„Die aan Frankrijk en zijn Keizer u rechtvaardig overgaf;
„Die, als ’t volk in ’t graf gezonken, u weêr opriep uit het graf;
„Die by Waterloo en Leuven uw Oranjevaan bescheen;
„en de jongste lotsbevrijding uit uw Staatsverlegenheên
„Achtien honderd vier en veertig tot haar jaarmerk voeren doe."
Ja! wy treden, God der Vaadren! Tot die hoogste Grondwet toe.
Wees gy Neêrlands Opperkoning. Gy het Erfdeel van ons zaad!
En dan! — kome tegen Neêrland haat, verleiding, afgunst, smaad!
Dreige! Dwangzucht of Omwentling weêr ons volksbestaan den dood! —
Wil de Bondgenoot des Zwijgers ook nog de onze zijn? geen nood……
zoo geen raad by God gezocht wordt, met verneedring en gebeên,
Vruchtloos anders elke Grondwet! ’t Blijft een levenloos papier,
speelbal dáár, van ijdle vonden, bron van nieuwe driften hier!
Maar wat Staatswet ons beheersche, zij dit Opschrift het begin,
onbeschreven, zoo het zijn moet, maar geprent in hart en zin:
„ ’k Ben die God, die eens uw Vaadren uit het Spaansch Egipte bracht.
„Die met Willem van Oranje Neêrland scheppend heb gedacht!
„Die door Maurits veertig steden aan uw Staatskroon heb gesnoerd
„en door hem en Fredrik Hendrik ’t groot bevrijdingswerk volvoerd.
„Die uw koopliên vorsten maakte, van uw waatren vasten grond,
„Die vier werelden door schepen aan dat visschersdorp verbond,
„waar paleizen zich verhieven, zegens zegen vroeg en spâ,
„by den weêrklank der kartouwen van Farnse en Spinola;
„Die voor (wederom!) een Willem, ’t zij hy neêrlag of verwon,
„stilstaan deed en achteruitgaan Frankrijks koninklijke Zon;
„Die aan Frankrijk en zijn Keizer u rechtvaardig overgaf;
„Die, als ’t volk in ’t graf gezonken, u weêr opriep uit het graf;
„Die by Waterloo en Leuven uw Oranjevaan bescheen;
„en de jongste lotsbevrijding uit uw Staatsverlegenheên
„Achtien honderd vier en veertig tot haar jaarmerk voeren doe."
Ja! wy treden, God der Vaadren! Tot die hoogste Grondwet toe.
Wees gy Neêrlands Opperkoning. Gy het Erfdeel van ons zaad!
En dan! — kome tegen Neêrland haat, verleiding, afgunst, smaad!
Dreige! Dwangzucht of Omwentling weêr ons volksbestaan den dood! —
Wil de Bondgenoot des Zwijgers ook nog de onze zijn? geen nood……
Zy zullen het niet hebben,
ons oude Nederland!
Het bleef by alle ellenden
Gods en der Vaadren pand!
Zy zullen het niet hebben,
ons oude Nederland!
Het bleef by alle ellenden
Gods en der Vaadren pand!
Zy zullen het niet hebben,