Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/521

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Neig ’t hoofd Alexandrië! en geef dien woestijnieren
de boektresoren prijs, die uw paleizen sieren,
met al de wijsheên van uw scholen! Laatste bloed
van Oud-Numidië! Laat varen uwen moed.
Carthager of Vandaal! Spaar ’t slagzwaard in de schede!
Het geldt heel Africa; het geldt Europe mede!
Zin! Calpes rotsen zijn beklommen, overheerd
ligt Spanje, diep ook daar de Christennaam verneêrd!
De fiere Westgoth heeft zijn kerken zien ontwijden,
en, dolende in ’t gebergt, wacht op den eb dier tijden.
Maar neen! nog wast de vloed. De Pyreneën staan
geen gieren in den weg, geen Muzelmansche vaan.
Waak op, gy Noordenwind en drijf die sprinkhaanzwermen
te rug! Rijs, Karel! Rijs, om ’t Westen te beschermen;
en wees in hooger hand een Hamer die verplet,
en wat nog kruis belijdt van Mekkaas dwang ontzet.

De moeder Ismaëls!
Wie heeft der krijgren klingen
tot dezen kamp gescherpt, en de aarde leeren dwingen
van uit hun eenzaam zand en vesten, naauw bekend
voor dezen? Wie dat volk uit de armelijke tent
verplaatst op troonen? Wie de toekomst en het leven
der wereldnatiën als in hun hand gegeven? —
Een man, als uit het niet gebiedend opgetreên,
in aart en levensloop vol tegenstrijdigheên;
veehoeder, handlaar, held, straks Staat- en sectestichter,
wel ongeletterd, maar in ’t diepst zijns wezens dichter,
voor Godsdienst brandende, voor Waarheid koel van zin,
en (zoon van Abram en de Egiptische slavin!)
zich voelende beheerscht door Israëls propheten,
voor Issa bovenal gedrongen in ’t geweten
tot eerbied en ontzag, toch in onbuigbren trots
zich-zelven predikend als opperzendling Gods, —
hervormer, ja (wellicht!) zijns tijds, en voorbereider
van beetre, maar weldra slechts zelf- en volksmisleider
om strijd zich vleiende en gevleid, gewaand Propheet,
en lasterlijk in ’t eind begroet als Paracleet.
Mohammed! O, wat kracht, wat wijsheid waren de uwen?
Slechts deze: een waarheid Gods den logen uit te huwen