Deze pagina is proefgelezen
Hy ziet u worstlen, lijden, klagen.
Houd moed, klein kuddeke! houd moed!
’t Heelal is hem gegeven!
En Hy, Hy af voor u Zijn bloed;
Hy leeft, en gy zult leven.
Houd moed, klein kuddeke! houd moed!
’t Heelal is hem gegeven!
En Hy, Hy af voor u Zijn bloed;
Hy leeft, en gy zult leven.
Hy heeft voor u den dood geproefd,
voor u den vloek getorscht der zonden,
voor u in ’t doodendal getoefd!
Voor u is zonde en graf verslonden!
Herleven gaat gy op Zijn stem?……
Neen! Wie in Hem gelooven,
reeds zijn zy levende met Hem,
met Hem gezet daarboven! [1]
voor u den vloek getorscht der zonden,
voor u in ’t doodendal getoefd!
Voor u is zonde en graf verslonden!
Herleven gaat gy op Zijn stem?……
Neen! Wie in Hem gelooven,
reeds zijn zy levende met Hem,
met Hem gezet daarboven! [1]
Toon’ dan der kruisbestrijdbren macht
zich in dees sombren tijd steeds driester!
Gesproken blijft het woord in kracht
tot dezen Koning-Hoogepriester
naar Melchisédeks ordening:
„Gantsch versche legerscharen
„zal tot een laatste worsteling
„de dageraad U baren!” [2]
zich in dees sombren tijd steeds driester!
Gesproken blijft het woord in kracht
tot dezen Koning-Hoogepriester
naar Melchisédeks ordening:
„Gantsch versche legerscharen
„zal tot een laatste worsteling
„de dageraad U baren!” [2]
Door lijden wordt het heerlijkheid
Licht, eerst na middernachtlijk duister!
Bezwijk, mijn ziel! niet, maar verbeid!
Hy zal verschijnen vol van luister.
En reeds bestraalt een morgenster
het onweêr dat zich gadert,
en reeds vertoonen zich van verr’
de teeknen, dat Hy nadert!
Licht, eerst na middernachtlijk duister!
Bezwijk, mijn ziel! niet, maar verbeid!
Hy zal verschijnen vol van luister.
En reeds bestraalt een morgenster
het onweêr dat zich gadert,
en reeds vertoonen zich van verr’
de teeknen, dat Hy nadert!
Maak’ berg op bergen opgetast
den zoon van Babel dan vermetel!
Sjeb Limini! die berg vast,
en vast staat Sions Koningszetel!
En vast, o Christnen! ook uw kroon,
en vast gantsch Israëls herleving!
den zoon van Babel dan vermetel!
Sjeb Limini! die berg vast,
en vast staat Sions Koningszetel!
En vast, o Christnen! ook uw kroon,
en vast gantsch Israëls herleving!