Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/597

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


„Hen waarborgt Toroos zegepraal,
„Algibarrota ons,
„ons verder! staan wy t’ zaam voor ’t heil
„ééns vaderlandschen gronds!

„En verder! dat voor ’t ijvrend zwaard
„van beider stam verdwijn’
„de ketter op ons grondgebied,
„de Muselman op ’t zijn’!

„Met Koning Philips van Oostenrijk
„ga ’k deze deeling aan:
„de ketter van het Noord aan hem,
„aan ons de Halvemaan!”

En wederom weergalmt de zang:
„Leef vorst Sebastiaan !
„En wee, en wee, en wee, en wee,
en wee de Halvemaan!"

Maar weder, op dien luiden kreet,
bracht nog een derde stem
voor 't oor der helden tot den Vorst
een dreigend woord met klem:

Wat richt ge uw vloot naar 't Zuiderland,
o Koning, zoo gerust?
„daar ligt een ban voor Portugal
„op de Africaansche kust, —

„De ban om Isrets kinderkens,
„geslingerd van dit strand
„naar de eilanden der Westerkust
„en 't Barbarijsche zand!

„Gedenkt men nog den gruwel wel?
„En vreest niet dat de wraak,
„de wraak, verdiend aan Israel,
„uit Ismael ontwaak?”

De Koning stampt in ongeduld,
des Konings oog schiet vuur,
en vaster dan het immer stond
staat zijn besluit dit uur