Deze pagina is proefgelezen
„Ja, geven zal ik u dien Geest
„ten liefdebond, als nooit voordezen!
„De voorge dingen zij geweest!
„Het zullen nieuwe tijden wezen.
„Ik weêr uw God, en gy Mijn volk,
„u-zelf ten walg om zondevlekken,
„die als een nevelende wolk
„Ik, uw Ontfermer, op doe trekken,
„u-zelf ten walg om zondevlekken,
„die als een nevelende wolk
„Ik, uw Ontfermer, op doe trekken,
„Uw woestenij wordt weêr een hof,
„een Godewelgevallig Eden!
„Uit reeds vergeten puin en stof
„herrijzen hemelschoon uw steden.
„een Godewelgevallig Eden!
„Uit reeds vergeten puin en stof
„herrijzen hemelschoon uw steden.
„Zaagt gy die graven opengaan?[1]
„Zaagt gy die beendren zich bewegen?
„Die dooden op hun voeten staan,
„hun lange rustplaats uitgestegen?
„Zaagt gy die beendren zich bewegen?
„Die dooden op hun voeten staan,
„hun lange rustplaats uitgestegen?
„Die beenderen zijn Isrels zaad!
„Ik heb Mijn Geest in hen gegeven!
„Hun naam, hun eer, hun kroon, hun staat, —
„’t zal alles uit den dood herleven!”
„Ik heb Mijn Geest in hen gegeven!
„Hun naam, hun eer, hun kroon, hun staat, —
„’t zal alles uit den dood herleven!”
1852.
ECCE HOMO.
Zie den Mensch ! Des menschdoms zonden
vlochten dezen Menschenzoon,
onder smarten, slagen, wonden,
een nooit meer aanschouwde kroon.
Doornen, uit den vloek geboren,
prangen dat gezegend Hoofd,
glorie, stralende uit wiens porer,
al wat zon heet haast verdooft.
vlochten dezen Menschenzoon,
onder smarten, slagen, wonden,
een nooit meer aanschouwde kroon.
Doornen, uit den vloek geboren,
prangen dat gezegend Hoofd,
glorie, stralende uit wiens porer,
al wat zon heet haast verdooft.
Zie die oogen, neêrgeslagen
onder 's werelds hoongericht!
Smaadheen, koninklijk gedragen,
oversluieren hun licht,
onder 's werelds hoongericht!
Smaadheen, koninklijk gedragen,
oversluieren hun licht,
- ↑ Ezech. XXXVII: 1-14