Deze pagina is proefgelezen
„om dat woord alleen te hooren,
in zijn diepten na te gaan,
„in zijn volheid aan te grijpen :
„„onze Heer is opgestaan!””
Hoor, o strijdende Gemeente!
lijders, zondaars, hoort de stem!
Hoor haar! Israëls gebeente!
't geldt ook u, Jerusalem!
Uwe dooden gaan ontwaken,
met gejuich van dank en lof!
Daauw, als Eden eens besproeide,
zal beregenen hun stof!
Waar is dan, o Dood! uw prikkel?
waar, o Helle! uw overmacht?
Aan het Lam, dat overmocht heeft,
dat verlossingen gewrocht heeft,
dat ons met Zijn bloed gekocht heeft,
zij aanbidding, lof en eere tot in eeuwigheid gebracht!
in zijn diepten na te gaan,
„in zijn volheid aan te grijpen :
„„onze Heer is opgestaan!””
Hoor, o strijdende Gemeente!
lijders, zondaars, hoort de stem!
Hoor haar! Israëls gebeente!
't geldt ook u, Jerusalem!
Uwe dooden gaan ontwaken,
met gejuich van dank en lof!
Daauw, als Eden eens besproeide,
zal beregenen hun stof!
Waar is dan, o Dood! uw prikkel?
waar, o Helle! uw overmacht?
Aan het Lam, dat overmocht heeft,
dat verlossingen gewrocht heeft,
dat ons met Zijn bloed gekocht heeft,
zij aanbidding, lof en eere tot in eeuwigheid gebracht!
1853.
AAN EENE JEUGDIGE VRIENDIN,
MET MIJNE „POLITIEKE POEZY.”
Neem, jeugdige Vriendin, die van uw kindsche dagen
standvastig achting boodt den Dichter dezer blaân!
ten dankbetoon voor 't hart, hem door u toegedragen,
dees vruchten van zijn herfst met welgevallen aan!
Hoe? (zegt hier iemand licht) hoe? voor zoo jeugdige oogen
dien bondel neêrgelegd van sombre politiek?
Had in zijn ouderdom dan 's Dichters zangvermogen
geen tonen over van meer streelende muziek?
Geen dergelijke vraag heeft hy van u te vreezen,
Vriendin en Zuster, wier tot God gekeerde blik
niet licht een wenk, een zang, een woord heeft afgewezen,
by uwes Heeren heil, ook tuigend van Zijn schrik!
Waar immer voor Zijn oog de Marthaas dienend waren,
of rust gezocht werd door Mariaas aan Zijn kniên,
daar was die toon : Hy komt! heel 't aardrijk zal Hem zien!
van ouds een welkom woord by Judaas dochtrenscharen!
standvastig achting boodt den Dichter dezer blaân!
ten dankbetoon voor 't hart, hem door u toegedragen,
dees vruchten van zijn herfst met welgevallen aan!
Hoe? (zegt hier iemand licht) hoe? voor zoo jeugdige oogen
dien bondel neêrgelegd van sombre politiek?
Had in zijn ouderdom dan 's Dichters zangvermogen
geen tonen over van meer streelende muziek?
Geen dergelijke vraag heeft hy van u te vreezen,
Vriendin en Zuster, wier tot God gekeerde blik
niet licht een wenk, een zang, een woord heeft afgewezen,
by uwes Heeren heil, ook tuigend van Zijn schrik!
Waar immer voor Zijn oog de Marthaas dienend waren,
of rust gezocht werd door Mariaas aan Zijn kniên,
daar was die toon : Hy komt! heel 't aardrijk zal Hem zien!
van ouds een welkom woord by Judaas dochtrenscharen!
1853.