Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/709

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Helaas! hoe laat de mast zijn blanke vleugels hangen,
als moedloos, dat de lucht zich weigert aan ’t verlangen
van scheeplingen en soldaat, en, blazend uit den Zuid,
de zeegolf opruit, en met tergend windgefluit
het krijgsontwerp belacht en tegenstreerft der helden,
verwinnaars reeds in hoop op slag- en pekelvelden!
Wat spelt die wederstand, zoo kwellend voor den moed
die voorwaart dringt en drijft? Van nu aan tegenspoed?
En neêrlaag? toen, vooral, de jongste Junijdagen
’t ontzaggebiedend heir in twee gescheiden zagen.
Het volk, de Schelde langs by Philippines schans
ontscheept, vernam op eens het keeren van de kans.
Hy vond geen vijand hier, in eigen krijgsgelederen
door muiterij geknakt, en ijlings te vernederen, —
maar eenen, die veelmeer by d’ eersten invalskreet
om legervaan en Hoofd herzameld en gereed,
en eer verrassend dan verrast, de Staatsche benden
te woord stond. Leffinghem scheen onafzienbre ellenden
te spellen, toen Graaf Ernst in Nieuwpoorts ochtendstond
den fel betwisten, voet vóór voet bevochten grond,
bezaaid met vaandelen, en achtmaal honderd lijken,
in ’t eind ontgeven moest, en naar Ostende wijken.

Zoo was dan ’t voorgevoel, aan half het land gemeen,
niet ijdel, toen de schaar met zuchten en geween
uit Dordrecht en Den Haag zijn dappren begeleidde,
en, door geen glans verblind van wapepraal, niet scheidde
dan luid’ weeklagend, dat een Hoofd, zoo onvertsaagd,
zoo kostbaar, aan den raad der Baatzucht wordt geaagd
op avonturen, die èn Prins, èn heir, èn schepen,
èn Vrijheid, èn Geloof in ’t wis verderf gaan slepen!

Neen — dat zal God verhoên, de God van Nederland,
de God, o Maurits van uw vaadren, — HY, Wiens hand
het lot der volken stiert, de kans der Legerscharen.
Uw moed, steeds kalm en koel, had van des volks bezwaren,
door kundig Hoofd aan Hoofd getrouw uiteengezet,
geen enkle zich ontveinsd. Thans was u de eerste Wet
gehoorzaamheid. Uw oog, een wijl — wellicht — betrokken
by ’t hachlijk aanzien van den dag, staat onverschrokken.