Deze pagina is proefgelezen
Hertaing en Baertenberg, Ghistelles en Dubois,
met Herauguières, van den Tempel, Randerode
en vijftig anderen, die ’t lied des Dichters noode
voorbijsnelt. — maar niet u, in voor- of tegenspod
van Balen! even koen, wiens nooit verlegen moed
voor Nieuwpoorts wallen mede in ’t hachlijkst uur besliste,
en, — wie geen evenknie dien voorrang ooit betwistte, —
ontzachlijk driemanschap van Baxen, gaadloos groot
en fabelachtig stout! — Maar ook den Bondgenoot
moog ’t Hollandsch nageslacht met wilg- en palmtak eeren!
Gaf niet Brittanje ook hier zijn schittrende De Veren,
Lord Grey de Wilton, en Sir Rovert Henderson,
en Edmund, kolonel die van soldaat begon?
Die beiden moest eerlang het heldenmoedig leven
voor Neêrlands zaak en wraak op Neêrlands grond begeven! —
Aan zijner Zwitsren spits vecht als een leeuw of stier
Hans Kriech, — met d’ eigen moed, wellicht met losser zwier,
de Fransche strijdgenoot: Dussault, La Simendière,
by d’ Ommervilles vaan; en gy — of blijf van verre
voor ’t minst nog dezen dag, te wakkre Châtillon!
bloem al te ras verbloeiend by de eerste lentezon!
Moest dan in Neêrland meê bloed uit de hartaar stroomen
van martlaar Coligny? Moest, Nieuwpoorts storm ontkomen
Ostende, toen ze in ’t end den puinhoop overgaf,
ook afstand doen van u en uw gelauwerd graf?
met Herauguières, van den Tempel, Randerode
en vijftig anderen, die ’t lied des Dichters noode
voorbijsnelt. — maar niet u, in voor- of tegenspod
van Balen! even koen, wiens nooit verlegen moed
voor Nieuwpoorts wallen mede in ’t hachlijkst uur besliste,
en, — wie geen evenknie dien voorrang ooit betwistte, —
ontzachlijk driemanschap van Baxen, gaadloos groot
en fabelachtig stout! — Maar ook den Bondgenoot
moog ’t Hollandsch nageslacht met wilg- en palmtak eeren!
Gaf niet Brittanje ook hier zijn schittrende De Veren,
Lord Grey de Wilton, en Sir Rovert Henderson,
en Edmund, kolonel die van soldaat begon?
Die beiden moest eerlang het heldenmoedig leven
voor Neêrlands zaak en wraak op Neêrlands grond begeven! —
Aan zijner Zwitsren spits vecht als een leeuw of stier
Hans Kriech, — met d’ eigen moed, wellicht met losser zwier,
de Fransche strijdgenoot: Dussault, La Simendière,
by d’ Ommervilles vaan; en gy — of blijf van verre
voor ’t minst nog dezen dag, te wakkre Châtillon!
bloem al te ras verbloeiend by de eerste lentezon!
Moest dan in Neêrland meê bloed uit de hartaar stroomen
van martlaar Coligny? Moest, Nieuwpoorts storm ontkomen
Ostende, toen ze in ’t end den puinhoop overgaf,
ook afstand doen van u en uw gelauwerd graf?
In ’t midden van dat heir, de menigte dier dapperen
uit half Euroop vergaârd, prijkt, kenbaar aan het wapperen
der op den hoogen helm geplante Oranjepluim,
de Prins, op ’t blank genet dat, overdekt van schuim,
met brandende oogen en van drift bewogen manen,
de trilling uitdrukt, hem met al die legervanen
gemeen, van ongeduld en schier onhoudbren gloed.
Oranje temt dat vuur, en in zijn rijken stoet
van Anhalts, Holsteins, Solms, Gebieders, Graven, Heeren,
gekomen om naast hem de kunst des krijgs te leeren, —
het fnuiken aan te zien der Spaansche hovaardy, —
blikt welgevallig op twee broeders aan zijn zij’:
Justinus, d’ Admiraal van Zeeland, Willems basterd,
maar om geen andre vlek licht by zijn stam gelasterd,
uit half Euroop vergaârd, prijkt, kenbaar aan het wapperen
der op den hoogen helm geplante Oranjepluim,
de Prins, op ’t blank genet dat, overdekt van schuim,
met brandende oogen en van drift bewogen manen,
de trilling uitdrukt, hem met al die legervanen
gemeen, van ongeduld en schier onhoudbren gloed.
Oranje temt dat vuur, en in zijn rijken stoet
van Anhalts, Holsteins, Solms, Gebieders, Graven, Heeren,
gekomen om naast hem de kunst des krijgs te leeren, —
het fnuiken aan te zien der Spaansche hovaardy, —
blikt welgevallig op twee broeders aan zijn zij’:
Justinus, d’ Admiraal van Zeeland, Willems basterd,
maar om geen andre vlek licht by zijn stam gelasterd,