Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/722

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
is in Gods vrees gelegen,
Zijn dienst, Zijn gunst, Zij woord!
„Tot God wilt u begeven!
„Zijn zalig juk neemt aan!
„Als vroome Christnen leven,
„’t zal hier haast zijn gedaan!"
Wie zich aan God wil geven,
zijn dienaar wezen mag,
„diens ziel in ’t eeuwig leven
„verwacht den jongsten dag."
Des werelds zwijmelkelken
vergallen in den nood!
De laauweren verwelken
by d’ adem van den dood!
Te niet gaan koninkrijken
en sterren vallen uit;
ja, deze heemlen wijken
by ’t jongst bazuingeluid!
Maar heil den Heldenscharen
wie ’s Heeren vrees bekoort!
maar heil den Martelaren
die kampten voor Zijn woord!
Hun wordt van God gegeven,
om ’t zoenbloed van den Zoon,
voor dit verganklijk leven
een onvergankbre kroon.


Dus ’t lied naar Marnix hart. — Met wapperende veder
keert Maurits ruiterij van ’t eenzaam slagveld weder.
Geen vijand zag zy meer op dees haar laatsten rid! —
Maar de Overwinnaar in het stof gebogen, bidt.




AAN MIJNE JONGSTE DOCHTER
OP DEN DAG HARER EERSTE AVONDMAALSVIERING.

Voici l'Homme.Voici votre Roi.
St. Jean XIX: 5b.St. Jean XIX: 14b.

o Dierbre dochter, wie voor tweemaal negen jaren
eens moeders biddend hart ter doopbesprenging bood!