Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/76

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
die me in het leven riep, om eindeloos in zuchten
te kwijnen, en voor ’t lot van ’t dierbaarste te duchten!

ALFONSUS.

Mathilde, een Hemel hoedt de brooze menschlijkheid!
Zijn liefderijke zorg baat meer dan ons beleid.
Vertrouw dien zoo als ik. Ik heb mijn reicht en leven
met onverwrikte hoop in Zijne hoê gegeven,
en sneve ik, ’t is voor de eer van ’t bloed, waaruit ik sproot!
Ik, Egas kweekling, ik, Mathildaas echtgenoot,
ik zou om ijdle vrees de stem der plicht versmoren?
Of, wa ’t my niet genoeg, voor de Oppermacht geboren,
hier, in mijn wettig erf, te leven, onderdaan,
onmachtdig zlefs mijn volk in d’ oorglog voor te gaan?
En echter ’k droeg dien hoon, en offerde aan en moeder
(gevoelloos voor mijn liefde en ieder dag verwoeder)
de drift, die zonder haar mijn hand gewapend had.
Neen, ’t is te lang geduld, dat men uw eer vertrad,
mijn Vader! reeds te lang heeft my uw schim verweten,
dat ik in laffe rust uw grootheid heb vergeten!
Uw arm heeft dezen grond de Saraceen ontroofd,
uw vuist de Gravenkroon gevestigd op uw hoofd!
en ’k laat een vreemdeling hier ongestoord regeeren,
uw krijgsgenooten door zijn bittren trots verneêren,
ik dulde uw Portugal zijn gunstelingen ten buit,
of dat hy met den Moor een laffe vrede sluit’,
(wiens duizenden uw arm zoo dikwerf heeft verslagen)
om veiliger uw volk zijn ketens te doen dragen!
Neen, ’k eisch nog op dees dag de erkenning van mijn recht,
en’t zij de kracht van ’t zwaard er de uitkomst van beslecht’,
het zij men door verraad mijn neêrlaag wil verwerven,
ik zal voor ’t minst niet meer als onderworpeling sterven!
Of, gaat mijn drift te ver? is ’t heerschzucht, die my spoort,
wanneer mijn boezem nog in droefheid schier versmoort,
dat ik een vijandin moet temmen in een moeder?
Heb ’k nog haar niet voldaan? Spreek, eedle Wapenbroeder
eens vaders, dien uw deugd te rug voert voor mijn hart,
is ’t eindelijk lang genoeg, dat men mijn gramschap tart?

EGAS.

Graaf, sints uw eerste jeugd vertrouwd werd aan mijn zorgen,