Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/84

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


THERESIA.

Hoe, wat verneemt men zich? Alfonsus vergt van my
dat ik met eigen voet mijn rechten zal vertreden,
mijn Egâ za; verraân? De troon, dien wy bekleeden,
was Hendriks eigendom, is thans dat van mijn zoon,
als of mijn vaders wil de Grafelijke kroon.
mijn bruidschat, onbepaald, aan vreemden had geschonken!
Ontaarde! heeft haar glans u dus in ’t oog geblonken,
om ze aan een moeders hoofd te ontweldigen? Welaan!
wat mart ge nog, mijn zoon, de hand aan ’t zwaard te slaan,
om met mijn bloed bespat u-zelf ten troon te heffen?
Kom ,eer nog moet uw wraak my met de mijnen treffen,
eer moet die troon vergaân, en eerder heel dit rijk,
dan dat Theresia gewillig voor u wijk’!

EGAS.

Hoe! heeft dan niet, Mevrouw, Don Hendrik deze Staten
aan de Oppermacht zijns zoons, aan uw voogdy gelaten?
En hebt ge u zelve niet tot Rijksvoogdes verklaard?

DE TRAVA.

Rampzalige uitvlucht, en zoo stout een aanslag waard!
Spreek! wat vermocht een vrouw, van vijanden omgeven,
verbitterd op haar rang, haar afkomst en haar leven?
Zy zag van ’t troonrecht af voor een geliefden zoon,
en vestte op hem haar hoop! Zijn haat, zie daar haar loon!
Zie daar den invloed van verachtelijke vrinden!
Sints deed een tweede trouw haar een beschermer vinden
in d’ Ega, dien zy koos. Gy ziet haar thands in staat
haar recht te wreken, en te straffen, wie ’t versmaadt: -
Niet dat haar moederliefde uw kweekling wil verstoten,
ofschoon zijn boezem zich voor haar heeft toegesloten!
Ik zelf, zoo dier verknocht aan Don Alfonsus bloed,
heb meê met heel mijn hart de vaste hoop gevoed,
dat hy in ’t rijksbezit ons eenmaal zal vervangen.
Maar neen! men eischt veel meer: zijn toomeloos verlangen
wacht niet dat onze dood hem ’t Graafschap schenken zal
De drift der jonglingschap moet over Portugal,
moet over ’t lot van hem, die haar met roem regeerde,