Pagina:Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage vol 205 no 061.pdf/1

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

Publicatie.

PfMeei Uededte, _

BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ’s Gmenhttge doen te weten, dat de lijsten aanwij*eadö de personen , bevoegd tot liet kiezen van Leden van de Tweede Kamer der St aten- Getier aal, van de Provinciale Staten en van den Gemeenteraad, beden Ingevolge art. 10 der Kieswet zijn vastgetteid en ter Secretarie der Gemeente nedergelegd > vaar gedurende veertien dagen , van des voormiddags ld! tien tot des namiddags drie ure , ieder’daarvau inzage kan nemen, en binnen welken termijn de bezwaren tegen die lijsten , door de noodige bewijsstukken gestaafd, aan den Gemeenteraad moeten worden ingediend; alsmede dat afschriften zijn aaugepiakt van die lijsten, als ook van de ten gevolge der herziening. overeenkomstig art. 35 der gemelde Wet, opgemaakte lijsten van personen , welke een of meer vereischten hebben verloren of overleden zijn. Vastgesteld en afgekmidigd den 11 Maart 1872. De Burgemeester. F. G. A. GEVERS DEYNOOT. De Secretaris , W. SlX. ^BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ’sGravenhage tyn voornemens op Maandag 18 Maart 1872, des namiddags ten één ure, op het Raadhuis in bet openbaar aan te bésteden : lu. het leveren van ijzeren pijpen en putdeksels, en 56'-. het verburen van paarden en karren voor bet ophalen van asch en vuilnis le Schevenlngen. Het Bestek voor het leveren van pijpen enz., is verkrijgbaar ter Plaatselijke Secretarie 2e Afdeeling, tegen betaling van ƒ0.05, en ligt ter lezing aan de Gemeentewerf. Ter Plaatselijke Secretarie liggen de Voorwaarden van de bovengemelde verhuring ter lezing. _____ Aan het lloofdcemmissarkat vaas politie zijn als gevonden gedeponeerd: een gouden oorbel een sleutel, een witte zakdoek, en een sigarenkoker met eenige sigaren. Aldaar zijn inlichtingen te bekomen omtrent een tijgerklcurigen hazewindhond, teef. Het bureau van informatie is geopend van des middags 12 — 2 uur. BERIGT.

tofcOffleieel Gedeelte,

Zij, die zich inet lo. April e. k. op liet Dagblad abonneren , zullen de nummers van den 15n tot den 31a dezer gratis ontvangen. !s !Sr»v®ah«gc , 11 IfSaart Het oogenblik der nieuwe verkiezingen in Spanje nadert zoo langzamerhand en de verschillende partijen rusten zich uit voor den strijd , die met felheid zal worden gevoerd. Herhaaldeiijk reeds liep het gerucht van een opstand , die te Madrid zou zijn ontstaan ; tot dusver is daarvan metterdaad, niets gebleken, maar het gerucht leeds wijst op het bestaan van groote bezorgdheid, Wie zou durven voorspeUen, dat alles afloopen zal zonder gewelddadig verzet, kent de radicale partij in Spanje niet. Zij is in staat tot het uiterste over te gaan en wanneer wij er op letten hoe een poging tot behoorlijke en wettige organisatio van den op het verkiezingsterrein te voeren regelmatigen strijd toorloopig reeds heeft gefaald, dan is cr w èl reden om te vreezen , dat de revolutionaire partij zich door uiterste middelen zal wreken op de nederlaag, die voor haar reeds in ’t verschiet ligt. Een bewijs te meer dat de radicalen, ter bereiking van hun einddoel, geen middelen ontzien, ligt in den aard der zamenstelling van de tegenwoordige oppositie. Zij bestaat uit de meest heterogene bestanddeelen, doch die op één punt — en dat is voor de revolutionairen liet hoofdpunt — zich samensmelten, dat is waar het aankomt op den ondergang van het gezag en op de omverwerping der dynastie. Zoo komt ’t dan dat bijv. erkende republikeinen thans broederlijk zamentrerken met de Carlisten , die het Koningschap willen bij de gratie Gods. Sterker monsterverbond heeft men zelden aanschouwd. En zoo beslaat er thans een onverholen conspiratie van socialisten,, republikeinen, radicalen, zuiverprogressisten en Carlisten, die openlijk in hun vlag hebben geschreven: de omverwerping riet alleen van de partij der verbonden liberaalconservatieven (de Unionisten en de Sagastisten), naar ook die van de dynastie , door de constituerende Cortez ten troon verheven. Zooals wij echter reeds opmerkten , het ontbreekt de vereenigde oppositie zelfs aan de numerieke kracht om op dit oogenblik den strijd te aanvaarden en daarom is ’t maar al te zeer te rreezen, dat zij op een gewelddadige wraakneming zint, voor het waarschijnlijk geval van een treffend echec bij de stembus. Gunstig bij haar aanvankelijk reeds onderwonden nederlaag, steekt de krachtige aaneensluiting af, welke men thans bij de Regeringspartij, gedwongen om tegen de annmatigiugen van de revolutie haar steun te zoeken bij de gematigdconservatieve partijen, ontwaart. Wat bij de ultraradicalen aan numerieke kracht ontbreekt, vindt men daar dubbel en de geestdrift, waarmede de beginselen van orde en gezag luide worden geproclameerd , schenkt tegelijk den onmisbaren zedelijken steun van het volk. Waarin de vereenigde Regeringspartij reeds voldoende het kenmerkend verschil ona doet herkennen dat haar scheidt van de radicalen , i3 de verhouding van bet beginsel der strikte handhaving der integriteit Van Spanje’s grondgebied. Zulk een beginsel > teekent voldoende de anti-radioale rigting. Zooals wij echter zeiden , de kracht der Rege- ’ Nngspartij en de overmoed waarmede de revo- i lutionaire oppositie haar gemis aan den steun ! der natie tracht te vergoeden , doen maar al te j zeer vreezen dat de geruchten omtrent een reeds outstanen opstand gedurende of na afloop dezer i '’erkiezingsperiode niet tot de geruchten zullen ! blijven behooren. j Het debat, in de Franselie Nationale Vergaring van Zaturdag gevoerd over de zaak-Pouyer- | Quertier, heeft hen, die onstuimige tooueelen en ingrijpende besluiten verwachtten, onJegenzeggelijk moeten teleurstellen. Het is vrij kalm afgeloopen en heeft geenerlei practische uitkomst opgcleverd. Wel scheen de radicale partij i een zoodanig «resultaat verlangd te hebben en ; baar tegenstanders te hebben willen uitlokken °m, de zaak op een terrein plaatsende waarop ' Z1J niet behoort, een éclatant besluit mogelijk I en noodig te maken. Niet te verwonderen was ’t dat de heer PouyerHUertier in herinnering bragt hoe hij, die Frankrijks crediet in onbegrijpelijk korten tijd gereleveerd en daardoor de bijna volledige ontruiming van

het grondgebied mogelijk gemaakt heeft, thans met Snoödeii öndaiik dodr zijn öiübtgeiiootoh Was beloond. Indien dit een apologie van eigen daden wordt genoemd, dan kan men niet ontkennen dat Thiers zich aan die zwakheid meer dan eenmaal heeft schuldig gemaakt en dan was juist deze herinnering, na het gebeurde, misschien niet zoo geheel ongepast, omdat de heer Thiers de andere zwakheid heeft om liefst alles aan zijn, zeer Zeker krachtig, initiatief en aan zijn, inderdaad voofbeeldelooze, werkzaamheid toe te schrijven. Maar voor ’t overige nam de heer PouyerQuertier , bij zijn zelfverdediging , het éénig juiste standpunt in. l)at men ’t hem tot misdaad beeft altngerekend, naar zijn innige overtuiging de waarheid te hebben verkondigd , zonder aatizien des persoons, — d&t was zijn hoofdgrief en dat is ’t ook, hetgeen ons in deze zaak bijzonder geschokt heeft. Maar het finantieel systema, ais men ’t dien naam mag geven , waarnaar de heer Janvier de la Motte had gehandeld , was en werd door hem danrom niet goedgekeurd. Alleen de persoonlijke aansprakelijkheid van den gewezen Keizerlijken prefect was ten onregte ingeroepen: het dooi- dezen gevoerde beheer had naar wettelijke regelen — de appreciatie over die regelen zei ven is een andere zaak — plaats gehad. En om nu a posteriori de mannen , die, de bestaande voorschriften opvolgende, in zóóver hadden gedaan wal hun pligt van hen vorderde, te veroordeelen omdat men de voorschriften zeken af keurde, dat is een groote onregtvaardigheid. Het debat-zelf heeft, zooals wij Zeiden , geen practische uitkomst gehad. Een oogenblik scheen het een politieken omvang te zullen verkrijgen. De heer Guiraud leidde de debatten in met een zuiver staatkundige beschouwing. //Onder welk régime leven wij thans? vroeg hij. Onder het parlementaire stelsel, dat doorgaans slechts het ontslag van een Ministerie in zijn geheel kent? Of wel onder het régime van 1852? Het is van belang dat het punt opgehelderd worde om alle bekommering te doen ophouden en een einde te maken aan het algemeen malaise dat uit een dubbelzinnigen toestand voortspruit. Vroeger zeide merr. de Koning regeert en bestuurt niet. Moet men thans zeggen; De souvereine Vergadering regeert, maar de voorloopige Koning bestuurt? Het is maar al te zeer te vreezen dat de Vergadering reeds te veel van haar regten beeft prijs gegeven; dat is een in alle opzigten treurige neiging , treurig vooral ook daarom omdat de Vergadering ondanks haar zelve tegenover het land de verantwoordelijkheid zal aanvaarden van een politiek, die niet de hare is.” Deze opmerkingen vonden geen verderen weerklank in de Vergadering, maar zij zijn der betrachting waardig met ’t oog op het nog altijd tussehen den heer Thiers en de meerderheid der Vergadering hangende conflict over het wetsontwerp-Lefranc, dat ook zoo langzamerhand in ’t licht zijner ware beteekenis is getreden , die geen emdere is als het verlangen van den heer Thiers om indirect te doen uitmaken , dat het Presidentschap der republiek een definitief bestuur is. Daartegenover is de eiseh misschien even extravagant van hen die per se willen doen aannemen, dat het tegenwoordig bestuur (welks duur afhankelijk is van den duur der magt van de Nationale Vergadering) een geheel voorloopig karakter draagt. Maar daarom is ’t dan toch billijk naar een middenterm te zoeken. De conservatieven pogen dien te vinden , maar het is de heer Thiers die er niet van wil hooren. Dat is de wezenlijke aard van ’t geschil en van daar dat het onoplosbaar schijnt en dat, mogt Thiers thans eens bij uitzondering standvastig blijven, daarin bij voortduring de kiem van een nieuw en ernstig conflict is gelegen. Dezer dagen reizen Duitsche Prinsen en Staatslieden druk naar Rome. Dat begint de aandacht te trekken. Niet onbelangrijk is het daarover te lezen wat een Italiaanscb blad, de Movimenlo, schrijft: //Het heen en weer reizen van Berlijn naar Rome — zegt het blad — is voor niemand een geheim. Weinige dagen geleden trok de Groothertog van Mecklênburg, zich naar Egypte be- ■ gevende, door Italië en vond hij den tijd om zich aan het Hof van Koning Victor Emmanuel op te houden. Na hem is Prins Frederik Karei gekomen, die het ook dienstig acht zich over : Rome naar de boorden van den Nijl te begeven. I Te Rome vergeet hij den Nijl en hij bevindt 1 zich daar nog. (Juist heden hooren wij van een 1 nieuwe bijzondere attentie, door den Koning van Italië aan dien Prins bewezen). //Gedurende al dien tijd vertrokken militaire gezanten heimelijk uit Berlijn onder voorwendsel 1 om de verdediging van de kusten en van de Itali- 1 aansche grens te bestuderen. Thans ziet men weder dat de heer von Arnim, om zich naar Berlijn te ( begeven , den weg neemt over Rome , waar men de aanstaande komst van graaf von Moltke aan- * kondigt. , //Is die zonderlinge zamenloop van bezoeken, waaruit men allerlei soort van onderstellingen kan , destilleren , de speling van een toeval of wel het ] gevolg van-een of ander geheim overleg?” vraagt | de Movimenlo. Het antwoord op die vraag geeft t het blad niet en het is op dit oogenblik ook 1 niet gemakkelijk te geven. c T ENGELAND.

BUITENLAND,

De bill tot bescherming van bet leven van jonge kinderen is in het Lagerhuis ten tweeden male zonder stemming gelezen. Het Huis stemt dus den maatregel, die bet afschuwelijke // Engeltjes maken” beletten zal, geheel toe. Krachtens deze bill mogen de moeders wel de zorg over hun kinderen tijdelijk aan anderen opdragen, doch men voorkomt er mede, dat zij zich van bun kroost, onder voorwendsel om bet te besteden , ontdoen. Niemand mag nu zonder j vergunning van den den vrederegter langer dan één dag voedster over eenig kind zijn. Zij die zulk een vergunning willen hebben, dienen een certificaat over te leggen, dat door een overheidspersoon, een geneeskundige of een geestelijke geteekend is. De voedsters of bewaardsters zijn verpligt de kinderen, die aan hun zorgen zijn toevertromvd te laten registreren, en zoo er een van komt te overlijden , wordt er dadelijk een lijkschouwing gehouden om te onderzoeken of de dood wel aan natuurlijke oorzaken is toe te schrijven. De heer Bruce wil nu de eigenaars van mijnen bij de wet verpligten om voor het lijf en het leven van hun werklieden te zorgen. Daily News vindt dien maatregel probaat, doch is van oordeel , dat het Parlement ook wel eens voor het lijf en het leven van de voetgangers der hoofdstad mogt zorgen. Alle dagen worden er gemiddeld 6 menseken in Londen omver gereden of overreden, en raken daarbij ernstig gekwetst of schieten er bet leven bij iu. 11e *

I statistiek van de personen , die aldus gekwetst raken of omkomen , heeft veel overeenkomst met de opgaven der dooden en gewonden van een altoos durende bataille. De Londeüsehe Vijanden der voetgangers zijn de groentenventers en de slagersjongens, die van den stelregel schijnen uit te gaan, dat overal, waar zij zich vertoonen, het //sauve qui peut” moet gelden. Als er nu eens een wet kwam, die deze klanten noodzaakte om langs de voetgangers in plaats van er over heen te rijden , zouden de cjjfers van die dooden- en gekwetsten-statistiek spoedig beduidend minder worden. Arthur O’Connor, de dader van den onlangs gepleegden aanslag op de Koningin , is dezer dagen door twee doctoren onderzocht, die verklaard hebben in hem geen verschijnsel hoegenoemd van geestverbijstering te hebben gevonden. Hij is daarentegen uiterst ingenomen met het fenianjsme. Hij heeft verklaard gebruik te hebben gemaakt van een niet geladen pistool, in strijd met zijn eerste plan , om reden hij zich bedacht had, dat wanneer hij de Koningin al geraakt had , de Prins van Wallis haar op den troon zou hebben opgevolgd en er dien ten gevolge geen verandering zou komen in de monarchale instellingen. Dit is de reden, die hem overreedde liever te handelen bij wijze van schrikaanjaging. FRANKRIJK.

Pariffi , iu Maart. De heer Léonce de Guiraud, jl. Zaturdag de Regering interpellerende over de jongste ministeriële wijzigingen en het ontslag van den heer Pouyer-Quertier, herinnerde aan vroegere toestanden, toen er solidariteit tussehen de Ministers bestond en het geheele Kabinet aftrad, zoodra een der Ministers het vertrouwen der Vergadering verloren had. Er is ook een ander stelsel geweest, dat, van 1852 , waaronder de Ministers alleen verantwoordelijk waren voor den Souverein. De tegenwoordige quaestie, zegt spr., zal u in staat stellen juist te preciseren , onder welk stelsel wij nu leven. Het Ministerie is stuk voor stuk gewijzigd. (Beweging). Zoo de tegenwoordige wijziging geen politiek karakter heelt gedragen , welk verschil bestaat er dan tussehen het tegenwoordig régime en de constitutie van 1852 (bsw.). Deze laatste hypothese komt misschien het digst bij de waarheid. Wij hebben Ministers, die persoonlijk al onze sympathie bezitten , maar er is geen Kabinet; er is geen politiek, die een politiek van meerderheid voorstaat en verdedigt. En dit is een der redenen van onze ongerustheid, van onze malaise; en de oorzaak van ons ongelijk ligt niet in het voorloopige, maar juist in het definitieve! Vroeger, in r de dagen van den grondregel: de Koning regeert en j bestuurt niet, was het de volksvertegenwoordiging, j die bestuurde. Op ’t oogenblik regeert de volksvertegenwoordiging maar de voorloopige Koning, gesproten uit de volksvertegenwoordiging, bestuurt. (langdurige heióeging) ' Ik ben te meer verrast over uw ontroering , nu het mijne bedoeling niet was iemand te kwetsen ; en. verstaat mij wel, ik wensch volstrekt geen kwaad te zeggen van den persoon , dien ik daareven //Koning” heb genoemd, (nieuwe beweging.) Het is een fatale band, zoowel voor de Vergadering als voor het Gouvernement. De Vergadering heeft geabdiceerd. Zij heeft geen Ministerie kunnen bekomen, dat uit den schoot der meerderheid is voortgekomen en het gevolg daarvan zal zijn, dat zij voor haar kiezers en voor de geschiedenis de verantwoordelijkheid zal dragen van een politiek , die zij niet inspireert. Voor het Gouvernement is het geval ernstiger ; het heeft een allerongunstigste positie (verschillende bewegingen) en het gevolg daarvan is, dat, het een schuilplaats moet zoeken achter repressieve wetten, welke spr. niet goedkeurt. Het Ministerie is zwak en dat moest ook wel het geval zijn. Waaraan zou het zijn kracht ontleenen ? Niet aan de traditie evenals een monarchaal Gouvernement, evenmin in de verkiezing zooals de President van de Republiek der Ver. Staten of gelijk de President van de Republiek van 1818. Het. kan zijn kracht slechts putten uir, een meerderheid on hoe sterker die meerderheid is, des te sterker is het Ministerie , maar wat heeft het gedaan ; het heeft die meerderheid, welke het zoo gelukkig was te ontmoeten . verzwakt. Zoo het door een meerderheid van 500 stemmen gesteund ware, had het alles kunnen maken, zelfs de republiek. Het heeft slechts weten te manoeuvreren op een bewegelijk en kunstmatig terrein. Spr. wil alles zeggen, wat hij op ’t hart heeft. (Gelach. — Zeer goed !) en dan wil hij de gevolgen opnoemen van de politiek vau het Gouvernement, dat buiten de meerderheid der Kamer heeft willen regeren. Wat betreft de politiek der Regering, zij wordt gekenschetst door haar openbare en particuliere redevoeringen. Het Gouvernement heeft gewild : lo. regeren met alle partijen , onder voorgeven van verzoenend tussehen haar te willen optreden; 2o. de republiek grondvesten (agitatie). Het resultaat van bet sub 1 genoemde is, dat de partijen verdeelder zijn dan ooit. Daartoe leidt de politiek van dit stelsel. Men heeft geen solidair Ministerie , dat een bijzonder afgeteekende politieke gedragslijn volgt. Wat sub 2o. aangaat, gij hebt bet op’t oogenblik reeds zoo ver gebragt, dat zoowel de Monarchie als de Republiek onmogelijk zijn geworden. (Verschillende bewegingen.) Gij hebt zoowel de conservatieven als de republiekeinen van u verwijderd. Gij hebt rondom het woord //Republiek” al diegenen gegroepeerd, die de gewoonte hebben zich op de hoogte te houden van den wind , die van boven waait en het eenige plegtankor van behoud , de monarchie. maakt gij met iederen dag onmogelijker. Wat blijft u over? 1 Drie zaken: de tegenwoordige toestand, het Kei- 1 zerrijk of de chaos. De heer Jules Favre: De vervallen verklaring van het Keizerrijk is geproclameerd. —Een stem regts: De vaderlandsliefde van de Vergadering blijft ons nog over als het plegtanker van behoud. De heer de Guiraud: — Er is een middel om uit dezen staat van zaken te geraken : er trede namelijk een Ministerie op, steunende op de meerderheid , een homogeen , verantwoordelijk , solidair 1 Ministerie. Het Gouvernement moet zich weer bij : de meerderheid aansluiten, opdat deze zich wederom vereenige met het Gouvernement. 1 Na een vrucktelooze beweging om de eenvoudige orde van den dag uit te lokken, neemt de heer Pouyer-Quertier het woord. Hij had ondersteld, ’ dat de Regering zelve de motieven van zijn terug- { ireding zou hebben toegelicbt, maar nu daarvan i niets blijkt, gelooft hij het aan de Vergadering, ] aan het land, aan zich zelf verschuldigd te zijn, om in eenige verklaring te treden van de beweegredenen , die de oorzaak werden van zijn uittreden i uit bet Kabinet, waarvan hij de eer bad deel uit i te maken. (Zeer goed ! Zeer goed !) < Spreker verklaart onder welke omstandigheden ’ sn voorwaarden hij op aandrang van den President Ier Republiek tot het Ministerie is toegetreden. Als , Minister van Finantiën steunde hij op de beginselen i van orde, regelmaat, van een behoudenden geest sn van het herstel der strengste fmantie-regelea ’ {Zeer goed !) Dpi finantiP.n vrvNrl ilr in rlpn t.rp.iirirrctah tnoaion/1 I

j geen geld in ’s lands schatkist en gedurende een jaar 1 was ik zoo trotsck van te gelooven , dat ik de finantiën beheerde naar de wenseken van de vertegenwoordigers der natie. De bjj zijn komst aan de Regering tot één miliioen geledigde schatkist, door mijn toedoen weder | gevuld, kan op 't oogenblik aan alle eiseken van \ den toestand voldoen en tevens heb ik kunnen j kwijten alle eervolle en niet eervolle verbindtenissen I van bet Gouvernement van 4 Sept. De heer Gambetta springt plotseling op en valt den spreker heftig in de rede , maar de heer PouyerQuertier gaat bedaard voort en somt met zijn stentorstem achtereenvolgens de diensten op, welke hij den lande bewezen heeft. Vervolgens aan de quaestie der interpellatie komende, blijft hij beweren , dat de stenograpkie zijn gedachten slecht teruggegeven heeft. De overdragten heeft hij zoo weinig voorgestaan, dat hij zelf haar afschaffing aan de Vergadering heeft voorgedragen. Hij heeft zijn getuigenis met innige convictie afgelegd. Nog heeft hij de overtuiging, dat door den beschuldigde geen stuiver ontvreemd is aan de finantiën van het departement. Spreker heeft zijn ontslag gegeven, omdat hij als Minister van Finantiën de teruggave niet kon eiseken van een som, waarvoor hij de quitantie had gegeven in hoedanigheid van lid van den Algemeenen Raad van Eure. Eerst met zeer veel belangstelling aangehoord, vooral van den kant der regterzijde, deed de heer Pouyer-Quertier een algemeene kreet van aikeuring tegen zich losbarsten, toen hij voor den heer Janvier nog scheen te willen peiten. Sprekende van de liefdadigheid van den ex-prefeot, brak de storm los. Men valt hem op ruwe wijze in de rede, men schreeuwt, men interpelleert en van dat oogenblik kon zijn zaak als verloren beschouwd worden. De heer Casimir Périer repliceert met kalmte. Hij zet den loop van de zaken uiteen en verzekert den heer Ponyer-Q/aertier, bij gelegenheid van zijn \ verklaring gebruik te zuiien maken, dat de stenographen zijn gedachte slecht hebben teruggegeven. De heer Léon Gambetta gaat veel heftiger te werk. Geen indirecte aanvallen en insinuatiën roept hij uit: indien gij iets iakenswaardigs vindt in de handelingen der bewindslieden van 4 Sept., vervolg ons dan en maak uw aanklagt openbaar. Slechts onder de bonapartisten zult gij geldafpersers vinden. Een rede van den beer Dufaure eindigt bet debat. Hij is zeer liet' voor den heer Pouyer-Quertier, betreurt zijn aftreding, maar veroordeelt het door hem gehuldigde bonapartistisehe stelsel. Naauwelijks heeft de heer Dufaure, Minister van Justitie, de béte noire der regterzijde, die geen woord | in ’t midden brengt, de tribune verlaten en na eenige ■ woorden van den beer Pouyer-Quertier, die tegen I de onderstelling protesteert, dat hij ooit de fictieve j mandaten zou gehuldigd hebben , brengt de heer Martel, die voer den ongestelden heer Grévy presideert, de eenvoudige orde van den dag in stemming. Zij wordt met zitten en opstaan met groote meerderheid aangenomen. De commissie uit de Nationale Vergadering heeft Zaturdag besloten, dat een deputatie een bijeenkomst zou houden met den Minister Lefranc, om zoo mogelijk tot een overeenstemming te geraken betreffende art. 2 van het ontwerp tot beteugeling van aanrandingen tegen de gevestigde orde van zaken. De leden der minderheid hebben geweigerd deel uit te maken van de deputatie. De jongste berigt.en uit Versailles , door de Parijsebe dagbladen medegedeeld, doen de hoop koesteren. dat alsnog een schikking ten opzigte van het bedoelde wetsvoorstel zal getroffen worden. Zaturdag morgen hebben de administratieve chefs aan het Ministerie van Finantiën een conferentie gehouden om met de meeste zorg den toestand van de schatkist te onderzoeken. Deze toestand werd uitmuntend bevonden en ondanks de betaling aan Pruissen van bet 4e halve milliard , zijn de op ’t oogenblik nog ter beschikking van het Gouvernement staande sommen zeer aanzienlijk en bedragen, naar men verzekert, meer dan 450 millioen francs. De Corsaire deelt mede, dat de President der Republiek gister een Engelsche deputatie heeft ontvangen en haar beloofd heeft de spoedige afschaffing van het paspoorten stelsel. Men verzekert aan den Constitutionnel, dat de hertog de Broglie aan zijn Regering berigt gezonden heeft, dat hij weinig hoop meer voedt om met het Engelsche Gouvernement tot een schikking te komen ten aanzien van het handelstractaat. De opzegging van dat tractaat kan dus eerstdaags verwacht worden. De telegrafische gemeenschap van Frankrijk met Guadeloupe over New York is geopend. De Gouverneur der kolonie heeft het volgend telegram aan de Regering toegezonden: »De kolonie acht zich gelukkig zich verbonden te zien aan het moederland; zij zendt Frankrijk de betuiging zijner wenschen en van zijn onveranderlijke gehechtheid.” Het comité der vaderlandslievende inschrijving brengt ter kennis van zijn medeburgers, dat de geruchten omtrent het nederleggen zijner functieu van allen grond ontbloot zijn. Het kan te minder een verklaring vinden voor die geruchten tegenover bet voortdurend toenemende succes van de inschrijving. De heer Léon Say heelt gister eenige inlichtingen verschaft omtrent den finantiëlen toestand van de stad Parijs. Hieruit blijkt, dat de vaste schuld van de stad anderhalf milliard bedraagt. De vlottende schuld is 130 mill. groot. De schuld van E'rankrijk’s hoofdstad is derhalve grooter dan het geheele passief van Nederland of België. De dagbladen van Rome meenen te weten, dat Mgr. Chigi naar Frankrijk is gekomen met politieke mededeelingen en niet voor familiezaken. Koning Victor Emmanuel heeft een fregat ter beschikking van Prins Frederik Karei gesteld voor zijn reis naar Sicilië. De reis van graat von Moltke naar Napels wordt tegengesproken. De hier ontvangen tijdingen uit Spanje (men vergelijke hierbij de telegrammen) getuigen van groote activiteit bij de oppositie. Tot dusver verneemt men evenwel niets met zekerheid omtrent pogingen tot opstand.


De derde serie schilderijen, bevattende de veertig eerste schilderijen van Vlaamsche en Hollandsche meesters, leverde een zeer schoone veiling op, te oordeelen naar de volgende prijzen, die besteed werden:

„De toren van Babel” van Abtsboven, 940 fr.; „Een grijsaard” van Baburen, 480 fr.; „Kerk-interieur” van Van Bassen, 1020 fr.; „Zeestuk” van Dubbels, 980 fr.; het „Portret van prof. Emilius” van Cornelis Janssens, 2000 fr.; de prachtige „Geograaph” van Van der Meer van Delft, 17,200 fr.; een „Kerk-interieur” van Neefs den oude, 920 fr.; „een Princes van Oranje” van Constantijn Netecher, 1000 fr. en „de Partij” van Adriaan v. Ostade, 8000 fr.

„De redding” van Alexandre Beerstraaten werd voor 1030 fr. verkocht; „Dieren aan den oever van een kanaal,” de Berchem der galerij van den baron van Mecklenburg, 42,000 fr.; „de ontmoeting,” een juweeltje van Berchem, 7000 fr.; „de togt over den berg,” een ondeugend schilderij van denzelfden meester, 6000 fr.; „Bloemen” door van Berck, 370 fr.; een uitmunde „Kermis” van Van Hellemont, 5600 fr.; een allermerkwaardigste Van Stry, die men voor een Cuyp gehouden had, 9200 fr.; „het vertrek voor de jagt,” get. Cuyp, 4900 fr.; een heerlijk „Vrouweportret” van Benjamin Cuyp en niet van Albert, zooals de catalogus meldde, 3150 fr. en het „Portret van W. van Mieris, door hem zelven, 760 fr.; „Henriette van Engeland,” portret dat door de illusiën zijner eigenaars vermetel genoeg werd toegeschreven aan van Dijck en dat nu gebleken is niets anders te zijn als een zwakke Peter Lely, 9100 fr. — ontzaggelijke prijs, aan een Duitsch liefhebber; een klein „Mansportret” van Govert Flinck 1.100 fr.

Een vrouwenportret, een gewrocht van het meesterlijk penseel van Frans Hals, werd betwist door den heer Adolphe Carstanjen, de schatrijke Keulsche verzamelaar en het museum van New-York. De Vereenigde Staten zetten Duitschland met 21,000 frs. schaakmat.

Een der schoonste werken van Van der Heijden werd slechts voor de helft zijner waarde verkocht, nl. 10,900 fr. Onder de drie Hobbema’s, waarop de verwachting zeer gespannen was, waren slechts twee originelen: de „Watermolen” is gebleken slechts de copie te zijn van het verwonderlijk schoone doek, dat deel uit maakt van de galerij-Dutuit te Rouaan; dat was echter geen beletsel voor twee Duitsche bankiers om elkaêr het bezit van die Molen heftig te betwisten. Zij werd eindelijk de eigendom van een hunner voor het bagatel van 30,000 fr.! Voor een als valsch erkend schilderij is dat een aardig penningske.

„De ingang van het Bosch” is zeer beroemd; het is de bekende Hobbema van de galerij-Hope, die nu voor 81,000 fr. in de collectie van den heer Paul Demidoff overgaat. Voor alle ernstige kenners waren de twee schilderijen van deze veiling, die een verpletterend overwigt op de overige uitoefenden, de „Frans Hals” en „het Hollandsche buitenverblijf” van Hobbema; het verwonderlijk schoone meesterwerk van de National Gallery uitgezonderd, bestaat van Hobbema welligt geen werk, dat hooger waarde bezit, en toch — o afdwalingen van den smaak van heeren verzamelaars — werd het Landhuis voor niet meer dan 50,000 fr. verkocht aan den heer Roy.

Een goede Pieter v. Hoogh 20,200 fr.; „de Astroloog” door van der Meer van Delft, 4000 fr.; de „Admiraal Tromp” van Willem Mieris, 8,500 fr.; een „Nachteffect” van van der Neer, 5,400 fr.; een „aanzienlijke Dame” van Eglon van der Neer, 8,209 fr.; „de Kroeg” van Ostade, 8,000 fr., en een bewonderenswaardig klein paneeltje van Adrian van Ostade, niet grooter dan een hand, voor 23,000 fr. aan den heer P. Demidoff.

Men maakte 436,884 fr.; de expert had 318,200 francs gevraagd.

Er volgen nu nog 36 schilderijen uit dezelfde scholen.



DUITSCHLAND.

Berljjn, 10 Maart. In de Badenscbe Tweede i Kamer heeft de Regering geantwoord op de inter- j pellatie van den heer Eekhart, waarbij deze vroeg: lo. of het Ministerie de oud-Catholieke priesters zou steunen in hun ambt; 2o. of aan de oud-Catholieke gemeenten regtsbescherming zou worden verleend ; 3o. of aan het verpligt godsdienst-onderwijs ook dan nog zou worden vastgehouden, wanneer de Ouders niet verlangen dat aan hun kinderen het leerstuk der onfeilbaarheid zal worden onderwezen ? Namens liet Gouvernement werd hierop, door den Staatsminister Joliy, te kennen gegeven, dat reeds bij ministeriële bekendmaking van September 1871 was verklaard, dat aan de besluiten van het Vaticnansch Concilie geen staatsregterlijke kracht kan worden toegekend; daarom antwoordde de Minister op de beide eerstvermelde vragen toestemmend en op de derde ontkennend. De nieuwe fractie, welke zich iu regeringszin onder de leden van bet Heerenhuis gevormd heeft, was jl. Donderdag vriendschappelijk aan een gastmaal bijeen. Zij telt reeds 60 leden. De stemming der aanwezigen was, dank zij het besluit tot goedkeuring der schoolwet — zoo omschrijft een //liberaal” blad deze feestvreugde , doch ook de feestwijn zal wel iets tot baar hebben bijgedragen — zeer geanimeerd. Men verhaalt in een officieus blad , dat de heeren Russell en Bancroft —de Engelsche en Amerikaansche ambassadeurs — zich uitlaten in een geest, die regt geeft tot liet vermoeden, dat de Alabamaqaestie zeer spoedig vredelievend zal zijn opgelost. De Groothertog van Baden wordt spoedig met zijn kinderen bier verwacht. Ook de nationaal-liberale partij heeft een feestmaaltijd gegeven. Onder de feestdronken werd die op den Rijkskanselier zeer toegejuicht. Als men bedenkt, dat in dat feestgezelsckap mannen als een von Virehow, Lasker en Ünruh gezeten waren , kan men , met een terugblik op nog niet lang vervlogen tijden, een uitroep van verbazing niet terughouden. De geruchten nopens een spoedige inlijving van Lauenburg bij Pruissen schijnen nog voorbarig te zijn. Dat dit zoo is , maakt een min gunstigen indruk in de parlementare kringen , wijl men daar een interpellatie over die quaestie steeds had uitgesteld, in de hoop dat het Ministerie welhaast tot de verlangde annexatie zou overgaan. Aan de oud-Catliolieken te Wiesbaden, beeft de Minister van Eeredienst verklaard : dat zij , die iu den grooten ban zijn, natuurlijk geen kerkehjke belasting behoeven te betalen en daar bij de definitie van liet dogma der Pauselijke onfeilbaarheid, de banvloek uitgesproken is over allen, die deze defi- ' nitie bestrijden , zou dit anathema voldoende kunnen zijn , om den tegenstanders der oufeilbaarkeidsleer ' van de kerkelijke gemeenschap uit te sluiten , zonder openbare afkondiging hunner excommunicatie. Of zij, zoodanige excommunicatie niet erkennende, 1 de kerKelijke belasting moeten opbrengen, beeft de regter te beslissen. 1 Maar als zij zich aan die excommunatie onderwerpen , mag van hen de genoemde belasting niet \ worden gevorderd.

Dr. Sckumacher, van Bremen, tot Ministerresident voor Duitschland ts Columbia benoemd , is naar zijn post vertrokken. Onder de invloeden, die tot de aanneming van de schoolwet in het Heerenhuis ’t meest hebben medegewerkt. noemt men ook dien vau den oudMinister-President, den heer von ManteuffeL Waarschijnlijk zal deze staatsman er tegen o;> hebben gezien om de vriendschap van prins von Bismarck te verbeuren , den man , in wien bij aanvankelijk — en met regt — een nienw lid zijner oude firma waardeerde. ’t Schijnt met de heer Flottwell inderdaad wèl gevlot te zijn in Lippe, Men verneemt althans dat bij tot Minister voor Lippe zou zijn benoemd. De heer Flottwell is een vriend van den heer von Bismarck en even kersversck constitutionneel als deze. Dat Lippc’s Vorst de toevlugt, tot hem neesui, bewijst wel dat het water der oppositie daar tot aan de lippen gekomen is. Volgens vrij betrouwbare mededeeling zou do Regering zich druk onledig houden met het belwerken der // Heeren ” in het belang eener goedkeuring der lvreisswet, welke bij het Huis der Afgevaardigden nu in behandeling komt. Met eenige zekerheid mag het Ministerie succes op zijn streven verwachten , daar de //manoeuvre:.” bij de schoolwet zoo uitstekend hebben geholpen. Langzamerhaud zal het Heerenhuis den weg op gaan van alle //Eerste-Kamer-vleesch” enindoTwec' ;e Kamer zijn //heer” begroeten en — vereeren. De militaire gevolmagtigde bij bet Franscbe gezantschap, majoor prins Louis de.Polignac, is weder, na met verlof te zijn geweest, iu deze hoofdstad teruggekeerd. Het Beijerseh officierscorps schijnt cr zich nau te ergeren, dat bij de nieuwe legerorganisatie allo Pruissiscbe rangbenamingen zijn ingevoerd, niet; omdat men de wensclielijkheid ontkent eener gelijkvormigheid ook in dat opzigt, maar omdat men niet inziet, waarom liet geheele Duitsche leger niet liever de Zuid-Duitscke namen der rangen heeft overgeuomeu , te meer daar b. v. bet Zuid-Duitseho //ober”- en //unter”-Iieutenant beter Duitseh is da’i het i’ruissisohe //premier”- en //seconde”-lieutenaut. Bovendien ziet men niet in, waarom Zuid-Duitschland altijd de t°egevende en nimmer de toongevende partij moet zijn, De oogeu der gansebe christenheid, zegt de Vom. Ztg. — een //liberaal” blad — waren verleden week op het Pruissisch Heerenhuis gerigt. Elders in de wereld is er nog de Alabamaquacstie» Frankrijk wil drie milliarden disconteren, dt: Spaansclie kroon wankelt, in Oostenrijk blijft men vergelijken maken, en nog veel meer gebeurd er — maar het heeft alles niets te beteekenen bij den i strijd der Pruissiscbe Heeren, tegen den geweldigen kanselier vau bet Duitsche rijk. Deze beeft de Europesche diplomatie op de Londensche conferentie doen schipbreuk lijden; deze dilettant is den ervaren staatslieden van Oostenrijk te sterk geweest: hij heeft den sluwen avonturier Napoleon in den val gelokt; maar verleden week kon hij gevallen zijn en uit zijn reuzenlijk' was dan een Ministerie Kleist-Windtkorst-Radziwil! opgegroeid , om de wereld, die door den oorlog zoo erg gedemoraliseerd is, te christianiseren. Het was geen kleinigheid. Meer dan het vaderland was in gevaar; van alle kanten daagden papieren hulptroepen op, adressen aan den kanselier, adressen aan het Heerenhuis. 11e oorloestelegraaf moet uitgepakt geweest zijn om ieder regtgeaard Heereuhuizer uit zijn afgelegen dorp tot den strijd op te roepen, om nieuwen pairs hun benoeming te verkondigen. Het was inderdaad een mobilisatie. Tot dusver het aangehaalde blad. De uitkomst zal moeten leeren, of door de behaalde // overwinning” de posititie van von Bismarck versterkt is. Van de manschappen, die in 1870/71 in Pruissen iu militaire dienst gekomen zijn, hadden geen onderwijs ontvangen: in Posen 11.72 pCt.; iu Pruissen 8.78 pCt.; in Brandenburg 0.34 pCt.: in Pommeren 0.78 pCt.; in Silezië 2.82 pCt.; in Saksen 0.23 pCt.; in Sleeswijk-Holstein 0.24 pCt.; in Hannover 0.5 pCt.; in Westfalen 0.58 pCt.; in Hessen-Nassau 0.83 pCt.; in de Rijnprovincie 0.26 pCt. Door de stad Hannover is aan een der nieuwe straten den naam verleend van Sédan. Zelfs dit weinig beduidend feit wordt in de bladea der Pruissiscbe éénlieidsrigting met zeker genoegen geconstateerd, omdat de stad Hannover overigens weinig gunstig voor de nieuwe orde van zaken gestemd is. Prins von Bismarck is zoo vermoeid door zijn //werken ” voor de aanneming van de schoolwet in de Eerste Kamer, dat hij zich voor 14 daccn naar zijn goederen in Lauenhurg heeft begeveu om tot bedaren te komen. Zijn radicale vrienden van thans smeeken het publiek op roerende wijze om hem daar toch vooraL met rust te laten eu hem dus niet met adressen, zelfs niet van hulde, lastig te vallen. De Koning van Beijereu heeft de 100,000 thalcr, uit de dotatiegelden ter zijner beschikking gesteld, verdeeld tussehen den Minister van Oorlog, den heer Frankh, en de generaals von der Tann en Hartmann. Bij volkstelling is gebleken, dat de bevolking van Mecklenburg-Scliwerin sedert December 1867, door den oorlog en de landverhuizing, met 8000 zielen verminderd is. Staten-Generaal.

Tweede Kamer. Zitting van Maandag 11 Maart 1872. Iugekomcn: lo. wetsontwerpen: a. tot goedkeuring van een met Spanje gesloten verdrag van handel en scheepvaart; b. tot wijziging der begrooting van Oorlog voor 1871 ; 2o. Len nota van inlichtingen vau den Minister vau Kololiiën op ’t nader adres vau den heer rnr. J. J. vau Angel beek. Commissoriaal in handen vau de heeren Mirandolle, Dam, vau Zuylen van Nijevelfc, de Lan^a en Heemskerk Az. Aan de orde is de beraadslaging over de volgende wetsontwerpen : 1°, Bekrachtiging van den onderhandschen verhoop van Rij/csgrond te Bergen-op-Zoom aan A. Asselbergs en Zonen aldaar. De Minister van Finantiën geeft ia antwoord op de aanmerking in het Eindverslag te kennen , dat steeds bij afstand van grond door ontmanteling van vestingen , breedvoerig met de betrokken gemeenten wordt onderhandeld over deu koop van dien grond , alvorens dieu aau particulieren af te staan. liet wetsontwerp wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. 2o. Bekrachtiging van den onderhandschen verkoop van een deel van hel Stationsplein ie Arnhem aan die gemeente en aan A. E. Cohen en J. Verwaaijen. Naar aanleiding der opmerkingen in het Eindverslag, geeft dc Minister vau Fioantiëu te kennen, dat cle

j van ƒ8,000 per bunder niet gering is te achten ; 1 meermalen wordt een veel geringer prijs bedongen en j) aangenomen. I Het is dezelfde prijs als die door de Rijnspoorweg; maatschappij is bedongen en deze heeft toch de gewoonte j niet haar gronden weg te geven. Met "het loopende jaar” wordt in het contract bedoeld » dat, waarin het contract zijn volkomen beslag krijgt. Ook dit wetsontwerp wordt hierop met algemeene 1 stemmen aangenomen. f Thans is aan de orde de Interpellatie van den heer 92irandolle over de uitvoering in lndië van de Suikerwet en over het middel der opiumpacht. | l)e heer Hliramlolle zal van het hem gegeven verlof | slechts een kort en bescheiden gebruik maken. I In de Javasche Courant van 27 December 11. vindt [ anen een ontwerp-contract, vastgestcld bij besluit van i den Gouverneur-Generaal van 20 December 1871. Daarin f vindt men dc uitvoering van de suikerwet in hoofdzaak } «amengevat. Maar dat ontwerp-contract vereischt nog j Breedvoerige toelichting, alvorens men daarover zou kunnen I «ordeelen. Spr. zal dan ook over het besluit van den / Gouverneur-Generaal zijn oordeel opschorten. Maar spr. ! heeft toch reeds nu aanleiding om te vreezen dat debe1 Saugen der suikercoutractauteu op uitnemende wijze zijn I behartigd; dat de belangen der schatkist niet geheel uit 1 ziju verloren en dat de belangen der bevolking geheel en al ziju miskend geworden. | Aanleiding tot die vrees bestaat hij spr. in de aani schrijviug van den Min. de Waal aan de Indische ltegeTing betreffende de uitvoering der suikerwet. i Bij de behandeling der suikerwet stond op den vóórgrond, dat bij beschikking over den grond van deu inlander i iehoorlijke schadeloosstelling eu voor de beschikking over den arbeid behoorlijke betaling zou gegeven worden. Bij de agrarische wet kwam dit punt ook reeds ter sprake. Toen werd door »len heer Thorbecke opgemerkt dat een ^behoorlijke” 'schadeloosstelling een pleonasme was, wijl ( een schadeloosstelling, die niet behoorlijk is, geen scliadeloosstellivjg fcaïl zijn. He Minister de Waal verdedigde zijn redactie (die ook de reda ctie is van ons Burgerl. Wetboek) en hij vereenigde zich Later met de interpretatie van den heer Thorbecke, dat <*“r hij behoorlijke aan voorafgaande schadeloosstelling DJOO'st gedacht worden. Hu wat zegt de Min. de WTaal nu in zijn aanschrijving? Hetgeen daarin voorkomt, bewijst dat van voorafgaande schadeloosstelling niet meer blijkt. Maar bovendien,/als de schadeloosstelling door den Gonv.-Gen., in overleg met «le fabriekanten, voor 5 jaar wordt bepaald, is cr dan waarborg dat die schadeloosstelling altijd behoorlijk, d. i. volledig zal plaats hebben ? Xmmers: bij het ontstaan van een proces, verhindert dit niet, dat inmiddels over de gronden wordt beschikt. Zal nu de landraad, in casu de regter , moeten oordeelen of de hoeveelheid grond in overeenstemming is met den gegeven prijs ? Of dat de Gouverneur-Generaal, een wet op gezag van een ministeriële aanschrijving uitvoerende, Ruinen zijn bevoegdheid is gebleven? Men heeft hier dus wèl te doen met een product van Icgislatieven arbeid, dat geen toejuiching verdient. Vooral ontstaat ook de vrees, dat de arbeid niet behoorlijk en volledig betaald zal worden. Want de Minister dc Waal heeft tegen schadelijke opdrijving gewaarschuwd, i Daardoor zal dus het betalen van hoog loon zeker worden tegengegaan; en sprekers vrees schijnt alzoo wel gegrond te zijn. Eu nu heeft de Kamer te waken voor de uitvoering der wetten, naar geest en lotter. En wanneer die wetten niet behoorlijk worden uitgevoerd , dan rast op de Kamer de pligt om te zorgen of te verzoeken dat daariu verbetering worde gebragt. Doch na kan de Kamer niet voldoende over de zaak oordeelen; ; het is dus pligt om meerdere toelichting te verzoeken. ( \an daar sprekcr’s verzoek aan den Min. van Kol., om mededeeling te doen aan de Kamer van het besluit van den Gov.v.-Generaal betreffende de uitvoering der wet tot regeling der op hoog gezag iugestelde suikercultuur, onder bijvoeding van alle stukken en bescheiden, welke kunnen die'nsn tot een volledige toelichting van dat besluit. He heer van Bosse, Minister van Koloniën, antwoordt dat hij op dit oogenblik nog niet hij inagte is aan het verzoek te voldoen , want hij heeft de stukken weg niet volledig ontvangen. Den 24 Febr. heeft hij de «eerste bezending uit lndië ontvaogeu en de Min. heeft nog geen voldoenden tijd gehad om al de stukken te hunnen nagaan. Hij weet echter dat de inlichtingen nog niet volledig zijn. De zeer voorloopige kennisneming van de stukken bevestigt niet zoozeer de vrees, dat de belangen van de inlandsche bevolking geheel uit ’toog ziju verloreu. Teu aauzien van het plantloon is toch op een algemeene verhoogiug gerekend , met een enkele of een tweetal uitzonderingen na. Er zijn over ’t algemeen vrij aanzienlijke verhoogijigen. Boven en behalve dat voordeel zal de bevolking nog voordeel hebben bij de helling der landrente. M.e*jr kan de Min. niet zeggen ; maar als de stukken volleuig zijn ingekomeu en nagegaan, zal de Min. gaarne alle?, aan de Kamer overleggen, wat voor mededeeling vat baar is. De heer Mirandolle betuigt den Miu. zijn dauk voor ihet antwoord eu voor de bereidverklaring tot overlegging 4er gevraagde stukken. — Eenigzins heeft het hem wel bevreemd, dat die stukken nu nog niet volledig bij het Departement zijn ingekomeu , daar toch de belanghebbenden hier te lande al de stukken, die voor lieu nut kunnen bebben, bezitten. Gaarne zal spr. intusschen zien dat de vrees ongegrond js. Maar hij dringt er met kracht bij den Min. op aan, dat hij langs telegralischen weg op spoed in dc toezending van stukken, in den wezenlijken zin van dat woord, aaudringe* Thans tot de quaestie der opiumpacht komende, merkt «pr. op dat de bedoeling bij de invoering daarvan is geweest; lo. door kuustmatige opdrijving van deu opimnprijs het gebruik te beperken en 2o. daardoor voordeel voor de schatkist te behalen. Daardoor werd aan den pachter een monopolie gegeven , tegen een niet geringe pachtsom. Maar om nu het tweede doel te bereiken, dat de ^pachter zijn voordeel zou zoeken in verkoop van weinig «pium voor hoogen prijs, bepaalde men dat een beperkte hoeveelheid opium (het tibau-stelsel) tegen een hoogeu prijs aan den pachter zou worden verstrekt. Op dat monopolie werd inbreuk gemaakt, al dadelijk door de pachters. Van daar de sluikhandel. Nogtanskon het stelsel van beperkte verstrekking (geëvenredigd aan de behoeften van ziju district) niet losgelaten worden, in ’t belang van het monopolie. Om dit te kunnen handhaven, kon men nooit dat totelsel loslaten. Bij toeneming echter van den sluikhandel , heeft men de pachters nog een kleine hoeveelheid verstrekt tegen handelsprijs (het siram-stelsel). Maar de sluikhandel bleef altijd in zekere mate bestaan. De middelen om dien te keeren, baatten niets. Peinzende «ver het middel om dien sluikhandel te overwinnen, heeft de Gouv.-Gen. Mijer een regeling ontworpen, waarbij bepaald wordt dat aan deu pachter zooveel opium wordt verstrekt als hij vraagt, — tegeu inkoopsprijs. Van deu sluikhandel over zee kou dus geen sprake zijn. Maar de heer Mijer had vergeten de schooue woorden die hij in deze Vergadering heeft gesproken , toen hij, bij de aanwijzing van zijn Regeringsprogramma, zeide te willen: vermindering en trapsgewijze afscliatling van de pacht en het verbruik van de opium. Dat verbruik nu werd door dezeu maatregel op schrikbarende wijze bevorderd. Daartegen was hier door den heer de Bruyu Kops gewaarschuwd, maar de heer de Waal handhaafde eu verdedigde de regeling. Later (op 17 Maart) na het optreden van den heer van Bosse, werd door den heer Kops op nieuw gewaarschuwd en toen verklaarde de Minister met de nieuwe regeling niet ingenomen te zijn , maar daarover later een besluit te zullen nemen. En welke waren nu de gevolgen der bedoelde regeling, reed? in het eerste jaar ? De pachtschat verminderde met een klein millioen ; dat jaar heeft men in de voornaamste residentiën geen pachters kunnen vinden , maar heeft de schatkist 2 millioen geleden. En ofschoon wij er hier nu over spreken om geen belastingen af te schaffen zonder aequivalent en uitvoerregten, in ’t belang vau den fiscus, gaan invoeren, geeft ineu in lndië prijs een belasting, die tot dusver 10 mill. heeft opgeleverd, eu heeft dit bovendien groote demoralisatie van de bevolking ten geeolge. Want het debiet is met 80 pet. toegeuomen ven het verbruik iu sommige residentiën met 500 000 pet. Geen wonder, want de debietsprijs is van ƒ24 tot ƒ4 of /* 5 verminderd. En terwijl men nu klaagt over toenemende onveiligheid, ligt het dan nu op den weg der Regering om (daargelaten nog het prijsgeven vau raillioeneu voor de schatkist), als ’t ware de misdaad aan te kweeken ? lachen op dezen weg niet zeer spoedig wordt teruggekomen, is ’t te voorzien dat wij in ’t volgende jaar weer millioenen zullen verliezen en dat de bevolking al meer en meer zal worden gedemoraliseerd. Spr. zal den maatregel niet verder veroordeelen ; hij laat dieu voor de verantwoording van den GouverneurGeneraal die hem uitgevoerd of van den Minister die hem voorgeschreven heeft. Spreker vraagt echtei aau den Minister, aan de Kamer te willen mededeeleu : welke maatregelen genomen of voorbereid z\jn om het reeds gestichte kwaad te keeren eu het voor deu vervolge te voorkomen ? l)e heer van Bosse, Minister van Kolomen, zegt dat de zaak ook zijn belangstelling zeer trekt. Wat de heer Mirandolle over de gevolgen van het tegenwoordig stelsel heeft gezegd , is volkomen waar. De heer Mijer heeft erkend, dat tot zijn leedwezen de maatregel niet aan de verwachting heeft beantwoord. Men is o. a. veel te toegeveud geweest met de toelating van opium in de «ntrepöts. Wat daarvan zij, tot dusver werd Indie wat betreft de opimn-pacht niet van het Plein geregeerd. De Minister heeft dien weg niet verlaten , maar alleen op gezag van deskundigen , die hij geraadpleegd heeft, een kritiek, zoo sterk mogelijk, naar lndië afgezonden. Zeer ernstig heeft de Minister ook met den heer Loudou over de zaak gesproken en reeds nu is het bewijs daar , dat men in lndië niet langer peinst, maar handelt. De Gouverneur-Generaal heeft reeds met de laatste mail voorloopige mededeeling gedaan van een nieuwe regeling die hij voorbereid heeft. Het grootste kwaad van de” bestaande regeling was inderdaad hut schromelijk toenemen van het verbruik. Dfe aandacht is op de zaak gevestigd ; mèt den Gouverneur-Generaal denkt de Minister volkomen eenstemmig daarover en hij hoopt dat doortastende maatregelen het kwaad voor de toekomst (want aau dadelijke verhelping van het kwaad is niet te denken) zullen doen ophouden. De Minister geeft verder nog te kennen dat omtrent de suikerregeling met elke mail nieuwe stukken komen ; ook hierin ligt het bewijs dat in lndië thans beter gehandeld wordt dan tot dusver en bijzondere aanleiding tot aandrang bestaat dus nog niet. De heer Fransen van de Pafte (voor zooveel hoorbaar) zegt dat voor hem de zaak een raadsel bljjft. Hij merkt op dat,’ hoe verkeerd de heer Mijer ook in de zaak der opiumpacht heeft gehandeld, dit is geschied met instemming en medewerking van den heer de Waal; een specialiteit in de opiumzaak, gelijk hij daarvan o. a. in zijn bekende aanteekeningen heeft doen blijken. De heer de Waal heeft daarin (in 1862) afgekeurd het stelsel van onbepaalde verstrekking, het siramstelsel, even als het stelsel van verboden kringen. Maar als Minister van Koloniën heeft hij toch datzelfde stelsel uitgevoerd. Dat kon men zich niet voorstellen en daarom heeft men in 1870 in de verklaringen van den toenmaligen Minister berust. Spr. wijst nu ook zijnerzijds op de gevolgen van de door den vorigen Gouverneur-Generaal gemaakte regeling.' De Kamer moet daarover behoorlijk ingelicht zijn. Hij verzoekt den Minister derhalve aan de Kamer te willen overleggen de stukken betrekkelijk de quaestie der opiumpacht, als vervolg op de stukken van 1863. De heer .VJIrandolle dankt den Minister voor diens antwoord, waaruit zijn instemming en belangstelling blijkt. Hij merkt op dat in dit speciale geval zeker eenige inlichtingen van het Plein te ’sllage naar lndië hadden moeten worden gezonden. Hij sluit zich ten slotte aan bij bet verzoek van den heer van de Putte, om overlegging van stukken, voor zoover zij de Kamer kannen inlichten. De heer Nicrstrasz betuigt zijn sympathie aan de heeren Mirandolle en v. d. Putte voor hetgeen zij gezegd hebben. Wat de regeling der suikercultuur betreft, zal spr. geduldig afwachten de overlegging der toegezegde stukken en de beraadslaging daarover. Met genoegen heeft hij inmiddels gehoord dat in zoover ook instemming tusschen hem en den heer Mirandolle bestaat, dat de wettelijke suikerregeling geheel in ’t belang werkt van de fabriekanten en niet van de bevolking. Gaarne had hij gezien dat hij het opmaken der contracten waren in ’t oog gehouden de verschillende omstandigheden waarin de verschillende fabrikanten verkeeren. Die wenk van de conservatieve leden is niet in ’t oog gehouden ; men heeft hier weer gegeneraliseerd. Intusschen blijkt nu toch dat de verwachtingen van degenen die de suikerwet hebben aangenomen, door de uitvoering dier wet niet zijn verwezenlijkt. Wat de opiumpacht betreft, — blijkt daarbij weder het verschil tusschen theorie eu praktijk. Men heeft de Indische begrooting wettelijk willen vaststellen om de koorden van de beurs in handen te hebben. Intusschen gaan millioencn schats verloren. Nu hoort spr. bovendien dat de Regering een zoo belangrijk punt als dit geheel overlaat aan het Indische bestuur. In het systeem van de voorstanders der wettelijke vaststelling van de begrootiug past dit volstrekt niet. Toch is het initiatief voor den maatregel geheel overgelaten aan den Gouverneur-Generaal. Dit bewijst dan toch dat de heer Mijer ook wist te handelen zonder voorschriften van hier. Maar het feit drnischt geheel in tegen het karakter van den heer de Waal en van den heer Mijer. Hij gelooft derhalve dat de schuld hier niet alleen op den heer Mijer moet worden geworpen , maar ook op den heer de Waal. Met leedwezen heeft spreker de intrekking der verboden kringen gezien. In de Preanger-regentschappen evenwel bestaan deze nog. Nu worden plaatsen in die residentie van tijd tot tijd opengesteld voor vreemde Oosterlingen en Chinezen. Waar deze laatsten zijn, wordt ook opium verkocht en gesleten. Daarom vreest spreker dat het zielbedervend heulsap ook in de Preanger zal doordringen. Hij vraagt derhalve den Minister, of de opium daar zal worden toegelaten en zoo neen, welke maatregelen daartegen zullen worden genomen? Verder beaamt spr. geheel wat de heeren Mirandolle en v. d. Putte over de opiumpacht in ’t midden gebragt hebben. Maar hij gelooft ook dat het niet zoo gemakkelijk zal zijn op de gevolgen van den nog werkenden maatregel zoo spoedig terug te komen. Het zal eenigen tijd duren vóórdat de voorraad is uitgeput. Maar kan niet eensklaps de verstrekking van siram gestaakt worden ? Daardoor zou ’t spoedigst de voorraad hij de pachters worden uitgeput. Anders kan dit te lang duren en zullen de nadeelen voor de schatkist en de bevolking nog meer toenemen. De Minister vau Koloniën verklaart zich bereid ook betrekkelijk de opiumpacht de daartoe geschikte stukken over te leggen. Wat de rede van den heer Nierstrasz betreft, als deze de stukken over de suikercultuur zal hebben gelezen, zal hij zien dat zijn oordeel daarover niet geregtvaardigd is. Want het plantloon is aanzienlijk verhoogd; voor sommige fabrieken zelfs ƒ 30 , ƒ40 of ƒ50 per bouw. Verder geeft de Minister te kennen, dat welk stelsel van vaststelling der Indische begrooting men ook aanneme, de Regering toch nooit in al de détails eener zoodanige regeling kan treden om deswege bijzondere voorschriften aan het Indisch bestuur te geven. Het is het zeer bepaalde voornemen de invoering van opium in de Preanger te verbieden en dat verbod te blijven handhaven , opdat in dat opzigt de toestand in de Preanger worde bestendigd. Wat het denkbeeld betreft eener dadelijke opheffing van het iir«;«-stelsel, het zal, vreest de Minister, niet overeen te brengen zijn met de bestaande voorschriften, maar de Regering is er wel op bedacht om de gevolgen van den bestaanden maatregel zooveel mogelijk te keeren. De heer Riierstrasz komt nog terug op het punt der inmenging van de Regering in ’t moederland. Hij merkt op dat even goed als men hier kan vaststellen de afschaffing van de pandjeshuizen, ook het groote hoofdhegiusel in de opiumpacht, zonder in détails te treden, van hieruit had kunnen geregeld ziju , vooral waar het een zoo gewigtige zaak geldt. De heer Mirandolle dringt bij den Min. voornamelijk aan op de overlegging der voorschriften door het Opperbestuur naar lndië gezonden en de voorstellen uit indie aan de Regering in ’t moederland gedaan. De Minister van Koloniën kan niet onvoorwaardelijk beloven de overlegging van de geheele correspondentie tusschen het Opperbestuur en den Gouv.-Gen. gewisseld. Die publiciteit moet een grens hebben. De meest belangrijke stukken zal de Miu. overleggen. De heer Fransen van de Putte vraagt alleen dat de Minister, hij de overlegging van de stukken, niet minder mild zij dan de Regering van 1862 en 1863 en om bij die overlegging spoed aan den dag te leggen, opdat wij, in het najaar, niet weer voor een fait accompli staan. Overigens wijst hij op de bezwaren eener mogelyke reactie vau de dadelijke opheffing van het siram-stelsel. De beraadslagingen worden gesloten en de interpellatie s hiermede afgeloopen. De Kamer vereenigt zich achtereenvolgens met de conciusiën van de commissoriale verslagen over het verslag en de rekening over 1870 , van de Wees- en Momboirkamers; over de inlichtingen op de klagt van G. J. Meijer te Arnhem over uitzetting uit het familiehotel Landliisl te Oosterbeek; en over de Staatsrekening (in vijf bijzondere rekeningen) over 1865. Aan de orde is de nadere beslissing over de conclusie van het verslag der Commissie voor de Verzoekschriften over het adres van den heer Jona, gewezen magazijnmeester in de Rijksgestichten te Ommersehans houdende bezwaar tegen zijn ontslag. De heer fioclefrol blijft, ook na de nadere inzage der stukken , bezwaar maken tegen het renvooi aan den Minister van Binnenlandsche Zaken. Spr. licht de toedragt der zaak uitvoering toe. De stand daarvan wettigt dat renvooi niet. Voor hem behoeft dus nog toelichting het motief dat de commissie thans doet concluderen tot dat renvooi, terwijl, vroeger in volkomen denzelfden stand van de zaak, inlichtingen onnoodig werden geacht. Hij tracht uit de feiten aan te toonen dat ook thans die inlichtingen overbodig zijn. Worden deze gevraagd, dan zal de Kamer ook later in een contradictoir debat van die feiten moeten treden. Men zou zich dan moeten mengen in de regeling der huishoudelijke details van een instelling, ten einde met de wetenschap van die feiten , in een kritiek te treden van het ontslag van een ambtenaar. Zoedoeude zou de Kamer worden een Hof vau appèl voor alle ambtenaren die ontslagen worden. En nu meent spr. dat het gebruik maken van de bevoegdheid om inlichtingen te vragen, moet getoetst worden aan de zaak-zelve. Het is hier niet de vraag of het een Min. lastig of niet lastig gemaakt zal worden. Des noods, als t publiek belang ’t medebrengt, deinst spr. er niet voor terug het een Min. lastig te maken. Maar in deze bestaat geen reden om een ander -voorstel te doen dan dat tot nederlegging ter griffie. Dit voorstel wordt door spr. gedaan. °De heer van Kerkwijk (rapporteur) deelt mede dat het voorstel der commissie niet eenparig, maar op één stem na, is genomen. Spr. heeft thans den heer Godefroi met genoegen gehoord, hetgeen bij de vorige discussie over deze zaak niet het geval was. Toen maakte de rede van den heer Godefroi op hem deu indruk alsof hij verzocht was om over de zaak te spreken en de stukken niet kende. Wanneer thans , in strijd met een vroeger besluit, voorgesteld wordt inlichtingen te vragen, dan is ’t omdat deze commissie zich op een ander stand•punt heeft geplaatst als dat van den heer Godefroi. De commissie heeft niet gelet op bet verzoek van Jona om hem in zijn eer en betrekking te herstellen , maar op -het beweerde ontslag zonder bewijs , met benadeeling der schatkist. De inlichtingen moeten strekken om over de beweerde misbruiken in de strafkolonie opheldering te geven en behoeven dus niet enkel het ontslag vau den ambtenaar te betreffen. • Daarom neemt hij niet aan — wat in het stelsel ligt dat de heer Godefroi in den laatsten tijd heeft aangenomen — dat de Kamer niet bevoegd zou zijn over de redenen van het ontslag vau een ambtenaar te oordeelen. De Ministers zijn voor alles verantwoordelijk, dus ook

voor het onregt dat zij aan een ambtenaar kunnen gedaan hebben. Daarom heeft de commissie het renvooi j voorgestcld en niet enkel depót ter griffie , hetgeen eigenlyk j is in de doos doen. De heer van Nispeii van Sevenaer (moeijelijk : hoorbaar) zegt dat hjj heeft nagegaan of de feiten , door den adressant aangehaald, aanleiding geven om een votum van de Kamer uit te lokken. En dat is de éénige vraag. Die vraag meent spreker bevestigend te moeten beantwoorden en dan zijn daaromtrent nadere inlichtingen van den Minister zeer gewenscht. De heer «odefrol komt op tegen de veronderstelling van den heer van Kerkwijk, alsof hij zou zijn verzocht over deze zaak te spreken. Hij vraagt den heer van Kerkwijk door wien hij verzocht zou zijn over de zaak te spreken. Wanneer hij in de Kamer het woord voert, dan is het naar zijn eigen overtuiging en daarom ontzegt spr. den heer v. Kerkwijk ook het regt om zelfs indirect hem een beschuldiging voor de voeten to werpen. In de geheele vroegere discussie is geen woord te vinden, dat den heer van Kerkwijk het regt geeft tot zoodanige insinuatie. Wat de zaak zelve betreft, merkt spr. op dat dezelfde feiten als nu vermeld worden reeds in het vorige adres voorkwamen en dus de comm. reeds toen hetzelfde standpunt heeft kunnen innemen. De comm. spreekt bovendien niet van de feiten , inaar van de redenen van het ontslag. De Kamer moet waken tegen onregt; volkomen juist, maar dan moet dat onregt voldoende en behoorlijk zijn aangewezen. Thans zou de Kamer zich gaan mengen in huishoudelijke détails en dat ligt niet op den weg der Kamer; dan zou de Kamer worden een administratief collegie en ophouden een wetgevend en politiek collegie te zijn. Intusschen is ook het depot ter griffie niet in de doos doen; want daardoor kunnen de leden kennis nemeu van het adres en des noods daarin aanleiding vinden tot hot doen van bepaalde voorstellen. De heer v«n Klwpen van Sevenaer (voor zooveel hoorbaar) blijft de wenschelijkheid betoogen van het renvooi van het request met de memorie vau den adressant, aan deu Minister. De heer van Kerkwijk zegt dat aanleiding tot hetgeen hij straks tot den heer Godefroi heeft gezegd, (en dat volstrekt geen insinuatie was) werd gevonden in diens vroegere verklaringen dat hij de zaak niet kende en de stukken niet gelezen had. En wat de ncderlegging ter griffie betreft, de geschiedenis dezer zaak bewijst dat zij niet veel meer is dan iu de doos stoppen, want ofschoon sedert maanden de stukken ter griffie gedeponeerd waren, heeft de heer Godefroi er geen kennis van genomen. De beraadslaging wordt gesloten en de conclusie van de commissie om den Min. inlichtingen te vragen, wordt aangenomen met 29 tegen 19 stemmen. Vóór stemden de heeren: C. van Nispen, van Sijpesteijn , Wijbenga, van Nispen, van Kerkwijk , Haffmans, Kops, Zijlker ,^Tak, Kappepne, Heemskerk Bz., Jonckbloet, de Roo, van Eek, Moens, Arnoldts, de Jong, Mirandolle, Dam , Cremers , Hoffman , Blom, Bergsma, van Houten, van de Putte, Mackay, Idzerda, Hingst en de Lange. Tegen de heeren: v. Loon, Wintgens, Gratama, Nierstrasz, v. Voorthuysen , Heemskerk Az., Sandberg, v. Hardenbroek, Verheijen, v. Wassenaer , v. d. Linden, de Brauw , Gevers, v. Akenlaken , Westerhoff, Rombach, Godefroi, v. Helden, en de Voorzitter.