Pagina:Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage vol 232 no 291.pdf/1

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
232ste JAARGANG.
No. 291.
 

Abonnement: Franco per 3 maanden Binnen de Stad f3.80, Buiten de stad f4.60. Buiten ’s lands, behalve het porto, f3.80.
Oost- en West-Indiën f30 per jaar (vooruitbet.).

BIJBLAD VAN DEN GEMEENTERAAD:

Voor geabonneerden o./h. Dagblad p. 3/M. f0.75
  niet-geabonn.   „ jaar f4.—

Directeur-Hoofdredacteur:
Mr. P. H. P. VAN MARLE.

DRIE BLADEN. Zondag 11 en Maandag 12 December 1898. Eerste Blad.

Advertentie-prijs: Van 1— 7 regels f1.90 met inbegrip van een bewijsnummer
Elke regel meer 20 Cts.
Reclames van 1—5 regels f3.10, m. inbegrip van een bewijsnummer. Elke regel meer 50 Cts.
Gevr. en Aangeb. Betrekkingen en Dienstaanb. zie voorwaard. boven die rubrieken vermeld.

Directeur-Uitgever:
A. H. KIEHL.

width="20%" Bureel Molenstraat 15.
Telephoonnummer 105.
DAGBLAD Het auteursrecht van den inhoud dezer Courant wordt verzekerd overeenkomstig de Wet van 28 Juni 1881 (Stbl. No. 124).
van ZUID-HOLLAND en ’s-GRAVENHAGE.

Officieel Orgaan der Gemeente.


AGENTEN: Amsterdam: A. VAN HEUNE, Palmgracht No. 93. — Rotterdam: D. BROUWER, Oppert 35. — Voorburg: C. L. DAHL, Heerenstraat. — Leiden: GEBRs. VAN DER HOEK, Breedstraat. — Haarlem: W. VAN GRONINGEN, Gasthuisvest 45a. — Nijmegen: Firma H. TEN HOËT (naast het Stadhuis). — Rijswijk: J. KRUL, Torenstraat. — Batavia: H. M. VAN DORP en Co.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. – Ingezonden Stukken worden niet teruggegeven. – Afzonderlijke Nummers 3 Cts. per blad.



’s-GRAVENHAGE, 10 Dec.



HET NOORDZEE-KANAAL.

 In de laatste dagen der vorige maand is ten stadhuize te Haarlem eene vergadering gehouden van Burgemeesters en andere belanghebbenden uit Noord-Holland, ten einde te beraadslagen over de Velzer-Steenweg brug.
 Omreden ik in nummer 268 van dit blad mijn gevoelen over het Noordzee-kanaal heb bekend gemaakt, wil ik ook hier mijne meening over deze brug mede deelen.
 Volgens het ontwerp plan van de Regeering zal de thans bestaande rij- en voetbrug in den Velzer-Steenweg bij het verbreeden van het kanaal worden vervangen door een pont-veer.
 Naar mijne meening is dit in ’t geheel niet noodig en kan de rij- en voetbrug — mits verlengd en de doorvaartruimte verbreed, in overeenstemming met de nieuwe groote zeesluizen te IJmuiden — blijven bestaan, en wel om de navolgenden reden.
 Eene vrije en open uitmonding van het Noordzee-kanaal in zee, dus zonder de zeesluizen is onbestaanbaar: omdat dan, vooral in de richting naar zee, het dadelijk zal verzanden door het binnenkomen van het met zand verzadigde vloedwater, dat reeds zijn zand zal laten bezinken voor en aleer het de haven van Amsterdam zal bereikt hebben — de vloed zal zich te Amsterdam teekenen — en dus voor de ebtijd is ingevallen, die het water van zijn zand ontdaan weder naar zee zal terug halen; want het is geene uitstroomende rivier.
 Bij zware en hooge zeeën zal dan gewis een groot gedeelte der stad Amsterdam overstroomd worden.
 Bij de uitbreiding van IJmuiden is te voorzien, dat de buitenlandsche scheepvaart van Amsterdam op IJmuiden zal vermeerderen; waarom het verhoogen van de Velzer-spoorwegbrug en Hemspoorwegbrug zeer dienstig zal zijn, omdat die twee bruggen voor de spoortreinen op gezette tijden moeten gesloten zijn, waardoor thans de buitenlandsche scheepvaart gestremd wordt, en die dan vrij onder de verhoogde doorvaartruimte zal kunnen doorvaren.
 De Velzer-Steenweg brug kan op elk oogenblik van den dag, en voor elk schip dat zich vertoont, worden geopend; zoodat geen enkele schipper behoeft te wachten en alleen het verkeer van rij- en voertuigen en van de wandelaars, door eene vermeerderde scheepvaartbeweging, zouden kunnen gestoord of gehinderd worden: doch, wanneer men zou kunnen veronderstellen en verwachten, dat door eene vermeerderde scheepvaart de brug in den Steenweg te langen tijd en te dikwijls zal moeten geopend worden, zou hierin ook kunnen worden voorzien door het leggen van eene brug voor rij- en voertuigen en voor de wandelaars naast de Velzer-spoorweg brug; omdat de afstand tusschen den Velzer-Steenweg en de Velzer-spoorwegbrug niet groot is, en dus dan die omweg in die enkele gevallen zou te maken zijn.
 Door dit plan wordt het bezwaar weggenomen, dat de gemeente Velzen in twee stukken wordt gescheurd en dat eene drie meter verhoogde brug, de woningen in de kom der gemeente Velzen als in een zak of kelder zou doen liggen.

 ’s Hertogenbosch.

JOSEPH VAN RIJCKEVORSEL. 

NINA HARWOOD.

Uit het Engelsch-Amerikaansch,
van
A. KEVILL-DAVIES,
door JOHANNA DE V.



36)

 — Heeft kapitein Wills woord gehouden, is hij er om vier uur nog geweest? vroeg Nina, niet om een antwoord, dat zij begreep, dat ontkennend zou luiden, doch om tijd te winnen.
 — Ik gaf hem geen gelegenheid om mij een bezoek te brengen, antwoordde Mr. Simms lachend, wij waren al lang in volle zee voor het uur, dat een einde aan mijn geluk moest gemaakt hebben.
 — Paul, je bent een onverbeterlijke booswicht! Ik zeg je, dat je het recht niet hebt mij hier gevangen te houden! Ik wil, dat wij dadelijk den steven wenden en dat ge mij zoo spoedig mogelijk te New-York aan wal zet.
 — Het zou mij niet mogelijk zijn, Ninnie, aldus mijn eigen doodvonnis te vellen. Ik kan niet meer leven zonder jou.
 — Mallepraat. Dan zal ik er zelf order toe geven.
 — Ge zoudt den état-major hier toch niet tot een echtscheidingsrechtbank willen promoveeren? Zij weten nu niet beter of gij zijt mrs. Simms, mijn wettige vrouw. Wat meer is, zij hebben mij je nooit zien behandelen op een wijze, die hen daaraan kon hebben doen twijfelen. Bovendien zijn zij in mijn dienst. Het is de vraag, of zij zich om uwentwil aan muiterij zouden willen schuldig maken.
 — Als ik hun vertel, hoe de zaken staan?
 — Ik heb den kapitein reeds verteld, dat ge niet al te wel waart den laatsten tijd. Als ik er bijvoegde, dat uw hoofd een beetje in de war is, zou dit voor hem voldoende verklaring zijn voor een eventueel vreemde handelwijze uwerzijds. Nog eens, Ninnie, hoe kondt gij het over uw hart verkrijgen zulk een complot tegen mij, uw „lieven Paul”, op touw te zetten?
 — Ik kan u hetzelfde verwijten; hoe durfdet gij mij zoo wederrechtelijk in bezit houden?
 — In mijn oogen is deze daad volkomen gerechtvaardigd, omdat ik geen andere vrouw als de mijne erken dan u! En het was alleen uit vrees, dat mrs. Simms onze verhouding ter oore zou komen en zij mij wegens bigamie zou aanklagen, dat ik ze niet door de vereischte formaliteiten voor de wet liet sanctionneeren.
 — Veronderstel, dat ik je een proces aandeed, Paul?
 De millionair lachte.
 — Je hebt geen aasje kwaadaardigheid in je, Ninnie. En al was dat het geval, dan nog zou ik de laatste persoon zijn, tegen wien ge die zoudt luchten. Bovendien zou het zeer moeilijk, ja onmogelijk zijn de heeren, die de gefingeerde huwlijksplechtigheid aan ons voltrokken, terug te vinden. Maar laat ons nu dit vervelende onderwerp laten rusten. Ik ben moreel overtuigd van mijn goed recht in deze, al weet ik zeer goed, dat het mij oneindig veel moeite zou kosten dit voor eenige rechtbank te bewijzen.
 — Welnu, ik geef mij over, maar ge zult geen vroolijke of gezellige gevangene aan mij hebben.
 — Uw ketenen zijn van goud, uw bewaker is een liefhebbend echtgenoot...
 Nina antwoordde niet en ging op het dek in een schommelstoel zitten. Weldra was zij weder in gepeins verzonken over het wanhopige van haar toestand, die haar een ander moment weer niet zóó verschrikkelijk voorkwam, als zij zich wilde opdringen. Het was haar feitelijk onmogelijk in ernst boos te worden op dezen zonderlingen, gedistingeerden, vrijmoedigen man, wien zij nu eenmaal haar hart geschonken had. En toch, dacht zij dan weder, was het alle gevoel van eigenwaarde met voeten treden, als zij zich gewillig aan zijn wil onderwierp.
 Mr. Simms scheen het ’t verstandigst te vinden verder geen woorden aan de quaestie te verspillen. Nadat hij haar een minuut of wat stilzwijgend had gadegeslagen, begaf hij zich naar beneden, vanwaar hij spoedig weder op het dek verscheen met zijn „banjo”. Zich op de manier der negers bijna vlak voor haar voeten nederzettende, begon hij met een volle barytonstem zijn répertoire van Negerliedjes te zingen. Deze inval deed het bloed eensklaps naar Nina’s wangen terugkeeren. Zij hield dol van muziek en Paul’s stem en geoefendheid op de piano en „banjo” was altijd een onuitputtelijke bron van genot voor haar geweest. Avond aan avond had hij haar zoo muzikaal genot verschaft en zijn melodieuse stem was altijd rechtstreeks tot haar hart doorgedrongen. Paul had dan ook onwillekeurig dit middel om haar toorn tot bedaren te brengen aangegrepen en, zooals hij wel had gedacht, faalde het ook nu niet, Hij wist zeer goed, dat hij als artist lang niet op zijn onvoordeeligst uitkwam, en dat er iets pikants was in deze zijn houding en allures van een ouderwetschen minstreel, aan de voeten zijner dame, voor een modern, practisch, rijk en knap man als hij was, met een prachtig vol keelgeluid. De liefelijke en geestige melodiën, die hij met groote artistieke vaardigheid voordroeg, zweefden dan ook niet tevergeefs over de wateren, waarop zij zich voortbewogen, en de natuur deed er het hare toe, door een prachtigen zonsondergang, om de betoovering te voltooien.
 Nu eens haar oogen op den zanger richtende, dan weer ze peinzend over den Oceaan latende dwalen, dronk Nina met wellust elke noot in en liet zich door de muziek kalmeeren. Met een gevoel van afmatting en rust kwam zij tot de bedriegelijke zelfvoldaanheid, dat zij van haar kant genoeg gedaan had om een eind aan den toestand te maken. Kon zij het helpen, dat haar welgemeende en goed overlegde pogingen schipbreuk hadden geleden en dat zij zich nogmaals in de macht bevond van den man, die zeide haar boven alles te beminnen en dien zij ook aanbad?
 Langzamerhand kwam zij geheel onder den invloed van de prachtige muziek en de schoonheid der natuur om haar heen.
 Er verliepen zoo een paar uren, tot dat het geluid eener bel hen waarschuwde, dat het bij achten was en spoedig tijd voor het diner zou zijn. Bij mooi weder liet mr. Simms dit op het dek opdienen. Hij legde zijn „banjo” weg en reikte Nina de hand bij het opstaan uit haar stoel.
 — Het is tijd om ons voor het diner te gaan kleeden, zeide hij, met een blik vol bedoeling op haar eenvoudig grijs japonnetje.
 — O, dat zal mij niet lang ophouden, antwoordde Nina, oogenschijnlijk bedaard, doch onder zijn blik blozende.
 — Ik heb deze japon met opzet aangetrokken — om in weg te gaan.
 — Nina propose, Paul dispose, lachte mr. Simms.
 En Nina kon, hoe boos zij trachtte te kijken, niet helpen, dat ook haar lippen zich tot een lachje krulden.
 Om acht uur zaten beiden alsof er niets gebeurd was aan hun, als gewoonlijk rijk voorzienen disch, Nina in een elegant toilet, dat meer in overeenstemming was met het fijne porselein en kristal, dat de tafel sierde dan het ordinaire „grijsje”, dat ze had afgelegd. Ook haar mooi bruin haar was weer met zorg opgemaakt en haar ringen, ook de gladde trouwring, prijkten weder aan haar slanke vingers.
 Zij gaf het voorloopig op tegen haar lot te morren, hoewel zij zich niet zoo volkomen gelukkig gevoelde, als vóór zij van de eerste mrs. Simms hoorde. En Paul deed verder weer alles om haar afleiding en genoegen te verschaffen. Uren achtereen las hij haar uit zijn geliefkoosde schrijvers en dichters voor en amuseerde haar soms zoo met zijn grappen en voordrachten, dat de tranen haar van het lachen over de wangen rolden.
 Ook bedacht hij telkens een nieuw amusement, als zij nu en dan aan land gingen. Het yacht was van alles wat de moderne sport eischte voorzien en Nina en hij maakten o.a. menig aangenaam en interessant tochtje per fiets op de nieuwste vélocipèdes. En in Canada zouden zij samen op de zalmvisscherij gaan, beloofde hij haar, toen de vrede schijnbaar weer hersteld was.

 Een maand was er verloopen. Nina’s aardrijkskundige kennis was door aanschouwing aanmerkelijk vermeerderd; zij kende nu bijna al de voornaamste steden der Vereenigde Staten.
 Terwijl hun yacht op de St. Laurence voor anker lag, was zij voor het eerst als gastvrouw opgetreden. Mr. Simms had namelijk, terwijl hij biljard speelde in een van de voornaamste hotels in Montreal, kennis gemaakt met de officieren van een Engelsch oorlogsschip en had de heeren uitgenoodigd zijn yacht te komen zien en bij hem aan boord te lunchen. Daar de invitatie gretig werd aangenomen, was Nina op eens voor de taak gesteld een zestal heeren als gastvrouw bezig te houden, die Paul haar een voor een bij name voorstelde en tot heden toe vreemden voor haar geweest waren.
 ’s Middags waren die officieren een en al bewondering over de bekoorlijke mrs. Simms, over het prachtige yacht en mr. Simms’ uitstekende wijnen en bekwamen kok, naar hun schip teruggekeerd, hun gastvrouw en gastheer een uitnoodiging voor den volgenden dag achterlatende om op hun beurt hen een bezoek te brengen en op het Engelsche oorlogsschip te komen dineeren. Nina was verrukt geweest over alles wat zij had gezien, al had het contrast tusschen het schip, waar alles ingericht was op het dooden van menschen, met hun yacht, waar het hoofddoel luxe en gemak was, haar pijnlijk getroffen.
 Het was de eerste maal geweest, dat zij met Engelschen in gezelschap was en zij kon hun beleefdheid en goeden toon niet genoeg roemen. Maar bij dat bezoek had zij weer telkens het pijnlijke gevoel bij zich voelen opkomen, dat zij feitelijk een bedriegster was en zich uitgaf voor wat zij niet was. En na dien tijd keerde haar verlangen om zich in een minder dubbelzinnige positie te mogen bevinden en haar wensch, om haar gedrag door de gebruikelijke formaliteiten te kunnen laten sanctionneeren, met verdubbelde kracht weder. Bij mr. Simms, die een vastberaden en eigengerechtigd rijk man was, kwamen dergelijke gewetensvragen ook nu niet voor. Hij had volkomen vrede met den bestaanden toestand en was steeds opgewekt en dezelfde voor Nina.
 Eenige dagen na het diner op de Engelsche boot waren Paul en Nina in de buurt van een dorpje in Ontario bezig zich met visschen te vermaken, toen Nina zich opeens zoo zonderling onwel gevoelde, dat de hengel haar uit de hand gleed en zij eenige oogenblikken als verlamd voor zich uit bleef staan staren. Tweemaal gevoelde zij dezelfde gewaarwording en toen begreep zij de volle beteekenis er van. Alerlei vage vermoedens, verlangens en vreezen werden er door bevestigd, en zich verheugd en beklemd tevens op het gras latende neerglijden, verviel zij in een soort droomerij.
 Nog even voor zij dien eersten schok gevoeld had, had zij er weder over gedacht welken weg zij toch zou inslaan om uit haar dubbelzinnige positie te geraken, telkens weer er aan twijfelende of zij, als het er toe kwam, haar geweten den boventoon zou kunnen laten. Nu scheen die vraag op eens van zelf beantwoord. Paul had een andere vrouw als zij, voor de wet, maar het kind dat zij (Nina) hem schenken zou, zou zijn eenige nakomeling zijn! En geen menschelijke wet kon volgens haar meening eischen, dat een kind van zijn vader werd beroofd. Alle vragen werden nu op eens overbodig! Er kon nu geen sprake van zijn haar tegenwoordig leven vaarwel te zeggen, het was nu niet noodig zich te scheiden van den man, dien zij liefhad, geen enkele reden om alles wat zij nu bezat op te geven voor armoede en gebrek. Niemand kon in de gegevenomstandigheden van haar eischen, dat zij den vader van haar ongeboren kind verliet. Neen, om den wille van het kind, behoorde zij nu bij den vader te blijven!
 Zoo was op eens als vanzelf haar twijfel opgelost. Voortaan zou zij volkomen gelukkig en tevreden nevens Paul Simms kunnen voortleven! Hoe zou hij zich bij dat nieuws verheugen! Hoe menigmaal had hij er op gezinspeeld een kind te mogen bezitten — een eigen kind, dat hij al zijn rijkdommen zou kunnen nalaten!
 Maar een andere zijde van de quaestie deed zich ook weer aan haar voor. De wet en de maatschappij zouden haar kind een brandmerk op het hoofd drukken en daaruit zouden voor het arme schepseltje allerlei onaangenaamheden voortvloeien. Maar als zij zich dan herinnerde, dat Paul gezegd had, dat de wereld het alleen op de armen, niet op de rijken begrepen had en men met geld alles kan goedmaken, was zij weder gerust. Als dat zoo was zou haar kind geen ongelukkig leven tegemoet gaan. Het zou een kolossaal fortuin erven en de wereld zou het daarom ontzien en eeren.

(Wordt vervolgd.) 

Residentienieuws.



Het Gemeente-museum.

 „Het komt mij voor, dat als de Gemeente plaats heeft, er dan zeker geen bezwaar bestaat om aan de Vereeniging voor de vorming van een Museum voor Moderne Kunst gelegenheid te geven de verzamelde kunstwerken te plaatsen, maar enz.”
 Aldus de heer van Asch van Wijck in de jongste Raadzitting, waarin over het voorstel van B. en W., om wegens gebleken, dringende noodzakelijkheid het Gemeente-museum te vergrooten, na vrij langdurig debat, ten slotte de stemmen staakten.
 De heer van Asch van Wijck, die in deze zaak de leiding der oppositie voerde, stelde het dus voor alsof de voorgestelde uitbreiding alleen ten dienste zou komen voor het Museum voor Moderne Kunst. Ook later — de heer v. Asch v. Wijck voerde over deze zaak niet minder dan vijfmaal het woord — gaf het geachte lid blijk van in de dwaling te verkeeren, dat het Gemeentemuseum alleen moderne schilderijen zou herbergen. Daar in de replieken op deze onwillekeurige vergissing niet de aandacht werd gevestigd, kan het nuttig zijn tegen de volgende raadszitting — vermoedelijk a.s. Dinsdag — waarin het beslissende votum zal vallen, alsnog duidelijk te doen uitkomen, dat het in de eerste plaats de behoefte aan meerdere ruimte voor de gemeentelijke verzamelingen van kunst en geschiedenis is, die al sedert geruimen tijd naar gelegenheid tot uitbreiding der lokaliteit gretig deed uitzien. Natuurlijk zal daarvan de Vereeniging voor Moderne kunst, die in het Gemeentemuseum haar tenten heeft opgeslagen, ook profiteeren.
 Dat Dinsdag vóór acht dagen de beslissing niet dadelijk viel, heeft een lichtzijde. Het voor en tegen van een verbouwing van het Museum is sedert nog eens gezet overwogen kunnen worden, waarbij het toen gevoerde debat velen tot leiddraad zal hebben gestrekt. Ook ware het uitstel een uitmuntende gelegenheid geweest voor onze vermogende kunstvrienden om de gemeente ’s Gravenhage te verrassen (5 Dec. viel er juist tusschen) met een geschenk, een flink gebouw of een royale geldsom, tot stichting van een geheel nieuw Museum, waardoor het vraagstuk in eens opgelost zon zijn. Nu een dergelijke schenking, op ’t voorbeeld van Amsterdam, vooreerst tot de vrome wenschen moet blijven behooren en de stad zelve, bij de zooveel dringender behoeften die in den eersten tijd voorziening eischen, aan de stichting van een nieuw Museum niet kan denken, zal de Raad een verstandig besluit nemen door zich met het voorstel tot uitbreiding te vereenigen. Eerlijk gezegd begrijpen wij niet recht het bezwaar dat het tegenwoordig gebouw voor Museum niet geschikt zou zijn. De bezoekers kunnen er gemakkelijk circuleeren, de voorwerpen zijn er goed geëxposeerd en belicht en klachten over de inrichting zijn ons vóór de jongste raadszitting nooit ter oore gekomen. Dan heeft het Museum ook dit belangrijk voordeel, dat het uitmuntend gelegen is in ’t centrum der stad, waar de zalen van twee zijden althans een onbelemmerd en overvloedig licht ontvangen.
 Ten slotte nog een opmerking aan den heer Van Kempen. Dit geachte raadslid zou gaarne van het Museum een meer practisch gebruik zien gemaakt door inrichting van een cursus tot opleiding in de kunstambachten. Maar, eilieve, waarvoor bestaan dan onze Academie en onze Ambachtsschool, die door de Gemeente worden gesubsidieerd? Daar wordt wel degelijk de kunst toegepast op de industrie onderwezen, en moge dat ook nog niet in de volmaaktheid geschieden, de cursassen daarvoor zijn aanwezig en voor verbetering en ontwikkeling vatbaar. Al wat de heer Van Kempen opnoemde: decoreeren, houtsnijden, bewerken van edele en onedele metalen, aardewerk-nijverheid, — de grondslagen van deze en andere versieringskunsten worden tegenwoordig in de Academie gelegd. Het ziet er gelukkig hier met deze zaken reeds geheel anders uit dan de heer Van Kempen het voorstelde.
 „Wanneer men in zijn woning stukadoorswerk wil laten verrichten, dat afwijkt van de gewone, alledaagsche motieven, dan zoekt men te vergeefs naar nieuwe artistieke modellen”, zeide de heer Van Kempen. Wij wijzen hier alleen maar op de superieure afgietsels van stuk-werk uit het Louvre, het Musée Carnavalet en andere beroemde gebouwen te Parijs, die in ons Museum voor Kunstnijverheid zijn tentoongesteld in de eerste plaats tot leering der Academie-leerlingen, die daarvan ook veel gebruik maken.
 „Als men zijn huis wil versieren met fraai schilderwerk, zoekt men te vergeeis naar degelijk onderlegde mannen, die daarin een artistieke opleiding hebben genoten”, zeide wederom de heer Van Kempen, en hij is ook hier ten eenenmale in strijd met de feiten. De staat van zaken is op ’t oogenblik zoo, dat er eer te veel dan te weinig knappe decoratieschilders zijn. Er zouden er zeker niet te veel zijn, wanneer er wat meer lieden van smaak gevonden werden, evenals de heer Van Kempen vol ijver om de nationale kunstnijverheid te steunen en jeugdige beoefenaars der kunstambachten in hunne woningen aan ’t werk te zetten. Maar nu zijn er helaas te veel, die vruchteloos naar arbeid uitzien.
 We willen dus maar zeggen, dat er voorloopig aan een cursus als door den heer Van Kempen bedoeld, geen behoefte bestaat. Daarvoor een nieuw Museum op te richten, is dus allerminst een vereischte. Ook niet tot plaatsing van de tegenwoordige verzamelingen, die vooreerst genoeg zullen hebben aan de lokaliteit, die door de ontworpen uitbreiding en het doelmatig ingericht en prachtig gelegen tegenwoordig Museumgebouw zal verkregen worden. Al wat luxe is, kan op het tegenwoordig gemeentelijk budget best gemist worden. Moge het particulier intiatief daarin voorzien en een maecenas van kunst en historie, die tevens hart heeft voor de stad ’s Gravenhage, aan de stichting van een geheel nieuw Museumgebouw nog eens zijn naam verbinden.




 * Uilenspiegel meldt, dat het Departement Rotterdam van ’t Nut in onderhandeling is met Louise Michel. Waarschijnlijk zal zij in de volgende maand voor de Nutsleden optreden.



 Uit Medan wordt aan het Bat. Nbl. dd. 12 Nov. bericht, dat op het terrein der „Koninklijke Maatschappij tot exploitatie van petroleumbronnen” te Telagasaid een heftig springende bron werd aangeboord. Er volgde een gasontploffing, waardoor brand ontstond. Overigens werd er niets beschadigd. Twee inlanders zijn bij de ontploffing omgekomen.



 Blijkens berichten in de Indische bladen heeft de heer E. G. E. Lutje te Batavia, die, zooals bekend is, als 1e luit. der infanterie uit den militairen dienst werd ontslagen, en sedert als directeur optrad van een waschinrichting in de gang Chaulan aldaar, door een revolverschot een einde aan zijn leven gemaakt.
 Het Bat. Nbl. deelt mede, dat de overledene in zijn nieuwen werkkring met groote zorgen had te kampen en dat dezen het geweest zullen zijn, die hem de hand aan zich zelf deden slaan.
 De Javabode zegt echter, dat de rechtstreeksche aanleiding tot dezen zelfmoord niet bekend is en dat het hier vooral gepast zal zijn daarnaar niet op onbescheiden wijze te vorschen.



 Onze vroegere stadgenoot de controleur 2e kl. bij het Binnenlandsch Bestuur te Tegal op Java, de heer Noltenius van Elsbroek, aan wien wegens ziekte een jaar verlof naar Europa was verleend, is aldaar overleden.



 * Tot ouderlingen van de Ned. Herv. gemeente alhier zijn gekozen de heeren jhr. mr. P. A. J. van den Brandeler, D. Hoogenraad en O. C. A. J. Moreau en tot diaken de heer mr. S. J. Hogerzeil.



 * In de Doopsgezinde kerk alhier is morgen-ochtend te 10½ uren voorganger ds. J. Westerman Holstijn, Doopsgezind pred. te Purmerend, en in de Loge ds. A. P. G. Jorissen, em. pred. alhier.
 Te Scheveningen is morgen-avond in de Oude kerk te 6 uren voorganger ds. F. H. J. Grundlehner, pred. te Delft, en des morgens in de Nieuwe kerk ds. P. C. van der Horst, pred. te Amsterdam.



 * Voor de scholen van de Ned. Herv. gem. alhier is van de Stuiversvereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs weder de belangrijke gift ontvangen van f 1000.



 In het kerkgebouw Heemraadstraat te te Scheveningen had Donderdag-avond een openbare samenkomst plaats naar aanleiding van het 12½-jarig bestaan der eerste Christelijke school aldaar, hoofd de heer C. F. Verschoor. De bloeiende school telt thans ruim 400 leerlingen. In deze samenkomst sprak ds. van der Valk een feestrede uit en zongen een 100-tal kinderen meerstemmige liederen.



 * Johan Marcus Bautz, oud-strijder van 1830/31 viert morgen, 11 December, zijn 96n geboortedag. Deze kranige oude heer, wordt verpleegd in het Ev. Luthersch oude mannen- en vrouwenhuis, Lange Lombardstraat. Hij komt wel niet veel meer uit, maar is overigens nog zoo gezond als de beste en leest en schrijft nog zonder bril.



 * Gister-avond, werd opnieuw in het Keizershof alhier, een vergadering gehouden van hen, die in de occulte wetenschappen belangstellen.
 De heer M. Prijes zette het doel van de voorgestelde vereeniging breedvoerig uiteen, namelijk de wetten te onderzoeken, waaraan de kracht der idee gehoorzaamt. In die vereeniging zal zoo min mogelijk behooren gepraat te worden, echter veel feiten geconstateerd en bestudeerd moeten worden. Als reden van bestaan van zoodanige vereeniging werd door den heer Prijes opgegeven de onjuiste philosophie van de tegenwoordige beoefenaars der natuurwetenschappen.
 Het einddoel der vereeniging moest zijn, het stichten van een Academie, en een inrichting voor physische geneeswijze. Spreker stelde zich voor spoedig in broohure-vorm deze zaken nog nader uiteen te zetten. Vele personen traden daarop als lid der nieuwe vereeniging toe, welke op historische gronden, „occultisten kring” genoemd werd.
 Verdere inlichtingen geeft de heer M. Prijes Sumatrastraat 8, iederen avond na acht uur gaarne. De tweede vergadering is bepaald op Vrijdag aanst. in hetzelfde locaal.

 * De MaatschappijDiligentia” heeft het voornemen opgevat, bij genoegzame deelneming een aantal cursussen over onderwerpen van natuurwetenschappelijken aard te organiseeren, bestemd om de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek in populairen vorm onder de oogen van het beschaafde publiek der Residentie te brengen. Die cursussen zullen zich daardoor onderscheiden van de gewone „Diligentia”-voordrachten, dat éen onderwerp of eenige nauwverwante onderwerpen in een reeks voordrachten grondig behandeld worden en dat een band zal gelegd worden tusschen spreker en hoorders, omdat het den laatsten zal vrijstaan, hetzij rechtstreeks of door tusschenkomst van het bestuur der Maatschappij, schriftelijk vragen tot den spreker te richten naar aanleiding van het gehoorde op de voordrachten. Op de volgende voordracht worden die vragen door den spreker beantwoord.
 Zooveel doenlijk zullen de onderwerpen met toepassing op het practische leven behandeld worden.
 De eerste cursus wordt in Januari—April a.s. gegeven door prof. Hugo de Vries, die botanische onderwerpen zal behandelen. Bijzonderheden daaromtrent vindt men in een advertentie in dit No.



 * De Dames-Zangvereeniging Cecilia, onder haren directeur H. P. Teeuwisse, gaf gister-avond haar 9e uitvoering in den foyer van het Gebouw voor K. en W.
 Het koor was goed bezet en kwam uitstekend tot zijn recht onder de bekwame leiding van den directeur. Als solisten traden op de heeren Joh. P. Starrenburg als violist en J. Emons als tenor.
 Was de violist in het begin wat zenuwachtig, later kwam hij dit glansrijk te boven. De Gavotte van C. Bohm werd met een prachtige techniek en met gevoel voorgedragen.
 De heer Emons zingt te veel binnensmonds. Als deze heer zijn stem uitzet, heeft hij een goeden klank; laat hij zich toch oefenen vóór in den mond te zingen. Het air van Joseph uit de Opera van dien naam voldeed wel, al werd het Fransch grammaticaal zeer onjuist gesproken.
 Na de opening van het gezellig samenzijn werd nog opgevoerd — en goed — de operette „No. 66”.

 * In een gisteren te Scheveningen gehouden bijeenkomst van deelhebbers in het ’t vorig jaar samengesteld syndicaat ter uitoefening van de makreelvisscherij, is besloten, ongeacht de weinig gunstige uitkomst van de in dit jaar er mede genomen proef, welke door de buitengewone omstandigheid dat de makreel sinds 15 jaren niet zoo schraal werd gevangen, als mislukt kan worden beschouwd, in Maart van het volgend jaar de proef te herhalen ten einde een beteren maatstaf van beoordeeling te erlangen of deze tak der visscherij voor Scheveningen levensvatbaar is.
 Er zal tot dit doel dus weder voor gezamenlijke rekening een logger in de vaart worden gebracht.
 Aan het Bestuur der Combinatie is de verdere regeling opgedragen.
 De reeder A. den Dulk Gzn. zal ook weder tegen Maart een logger uitrusten voor de makreelvisscherij.



 * In de afgeloopen week werden door keurmeesters alhier af gekeurd: 13 onvoldragen kalveren, 2 paarden, 8 partijen rund-, 2 partijen schapen-, 1 partij kalfs-, 1 partij varkensvleesch, een bezending varkensnieren en eenige rundernieren.



Candidaat-notarissen.

 Door tusschenkomst van het Hoofdbestuur der Broederschap van Candidaat-Notarissen in Nederland en zijne Koloniën ontvingen wij overdrukken van eenige artikelen van de hand van mr. A. J. B. Rijke, notaris te ’s-Gravenhage, lid der redactie van het Weekblad voor Privaatrecht, Notarisambt en Registratie.
 Nu uit het antwoord van Zijne Excellentie den Minister van Justitie op het Voorloopig Verslag is wereldkundig geworden, dat bij den Raad van State aanhangig is een wetsontwerp tot wijziging van de Wet op het Notaris-ambt, verdienen deze artikelen, welke twee der hoofdpunten van de wijziging rechtstreeks raken, zeer de aandacht.
 Men zal zich herinneren, dat de Broederschap van Candidaat-Notarissen in haar algemeene vergadering, gehouden te Arnhem den 24n Augustus 1896, naar aanleiding van een praeadvies van den candidaat-notaris J. C. Th. Groneman, over enkele wijzigingen in de notarieele wetgeving, met bijna algemeene stemmen bevestigend heeft beantwoord de navolgende vraagpunten, welke alle onmiddellijk verband houden met de door den Minister voorgestelde wijzigingen:
 I. Is het wenschelijk, dat vereischten worden gesteld om tot het afleggen van het notarieel examen te worden toegelaten, in dier voege, dat de adspirant vooraf blijken moet geven van voldoende algemeene ontwikkeling?
 II. Is het wenschelijk, dat aan de candidaat-notarissen, die alle vereischten bezitten om tot notaris te worden benoemd, de bevoegdheid tot plaatsvervanging worde toegekend?
 III. Is het wenschelijk, dat de bevoegdheid der notarissen, om een bewaarder hunner minuten aan te bevelen (art. 68 N.-W.) worde afgeschaft?
 De artikelen van den heer Rijke behandelen de vraag of eventueele afschaffing van art. 68 der Notariswet een overgangsbepaling ten behoeve van de fungeerende notarissen eischt, of een Koninklijke benoeming van den cand.-notaris tot plaatsverv. notaris noodig is, om hem de bevoegdheid te geven notarieele functiën uit te oefenen, eindelijk het derde opstel nader behandelende de plaatsvervanging door candidaten.
 In verband ook met het door den heer mr. M. F. de Pinto in ons blad aan deze quaestie gewijde artikel (zie Dagblad van 24 Nov.) vestigen wij op deze artikelen van mr. Rijke speciaal de aandacht van heeren candidaat-notarissen, daar zij een krachtig pleidooi voor hun wenschen zijn.



Academienieuws.


 Aan de Universiteit te Utrecht is het cand. examen theol. I. afgelegd door den heer H. H. Schipper. Bevorderd tot semi-arts de heeren J. Cahen en H. I. Gerritzen.
 Te groningen is geslaagd voor het theor-geneesk. examen de heer H. K. Mulder.
 Te Amsterdam is het cand. examen klassieke letteren afgelegd door den heer W. J. Oudegeest.


 * Aan de Universiteit te Gent promoveerde tot doctor in de medicijnen de heer G. Ch. Bolten, geneesheer aan het krankzinnigengesticht alhier.



Kerknieuws.


 Beroepen tot pred. bij de Ned. Herv gem. te Edam dr. J. C. Pool, te Haastrecht — te Stellendam de heer C. A. van den Akker candidaat te ’s Gravenhage.
 Aangenomen het beroep naar de Ned. Herv. gem. te Breskens door den heer R. Meeuwenberg, cand. te Doorn.
 Bedankt voor het beroep naar de Ned. Herv. gem. te Goedereede door den heer M. G. Blauw, cand. te Schoonhoven; — naar Maassluis door dr. Engelberts, te Bergschenhoek.



 * In de gister-avond gehouden vergadering van de leden van de afdeeling Schiedam van den Nederlandschen Protestantenbond werd een definitief bestuur gekozen, bestaande uit de dames J. M. Aaltsz, A. Kimmijser, J. J. Mak—Smith, A. Steenhuis—van Aalst en de heeren J. Goedkoop, M. H. Kranen, H. Mak Jacz., G. Odé, Q. Rovers, en J. Scheffers.



 Door wijlen den heer D. Held, te Amsterdam, zijn aan de volgende instellingen legaten vermaakt: Diaconie der Hervormde Gemeente f 1000; Diaconie voornoemd ten behoeve van het Oude Mannen- en Vrouwenhuis dier Gemeente f 1000; Diaconie Weeshuizen der Nederduitsch Hervormde Gemeente f 1000; Diaconie der Evangelisch Luthersche Gemeente f 1000; Oude Mannen-en Vrouwenhuis dier Gemeente f 1000; Weeshuis dier Gemeente f 1000, (allen te Amsterdam); Prins Hendrik-stichting te Egmond a/Zee f 500; Instituut tot Onderwijs van Blinden, stichting in de Vossiusstraat Amsterdam f 500; Diaconie Wees- en Bestedelinghuis te Aalsmeer f 300; Vereeniging „Nederlandsch Mettray” f&nbspp;300; Genootschap „Liefdadigheid naar Vermogen” Amsterdam f 300; Diaconie der Nederd. Hervormde Gemeente te Baarn f 500.



Onderwijs.



 * Tot hoofd der Chr. school te Zetten is benoemd de heer D. J. Pott, hoofd der bijz. school van de Ned. Herv. gem. te Bemmel.



 Het Hoofdbestuur der Vereeniging van Christ. Onderwijzers en Onderwijzeressen in Nederland heeft aan den Minister van Binnenlandsche Zaken een adres gezonden in zake de pensionneering der bijzondere onderwijzers.
 Afschrift er van heeft het doen toekomen aan de leden der beide Kamers, met het verzoek de zaak te steunen.



 * De uitslag der examens in Boekhouden en Handelscorrespondentie voor de praktijk, vanwege de Vereeniging van Leeraren in het Boekhouden te Amsterdam gehouden, is als volgt:
 Boekhouden. 87 candidaten. Geslaagd de heeren: F. Th. Besançon, H. Bouman, A. G. Geerling, W. F. H. van Golberdingen, J.