70
door den roof van bijna al het boerenland, het verdeelde zoowel als het onverdeelde, door adel en geestelijkheid onder gewillige medehulp van de regeering des lands. Maar ekonomisch verouderd, niet meer levensvatbaar als bedrijfsvorm van den landbouw ontstond zij in werkelijkheid pas sints de geduchte vorderingen van den landbouw in de laatste honderd jaren hem gemaakt hebben tot een wetenschap en geheel nieuwe bedrijfsvormen heeft ingevoerd.
Het ondermijnen der markregeling begon reeds spoedig na de volksverhuizing. Als afgevaardigden des volks namen de Frankische koningen de groote boerderijen, die behoorden aan het geheele volk, namelijk de bosschen in bezit, om ze door wegschenking aan hun hofkliek, aan hun veldheeren, aan bisschoppen en abten te verspillen. Zij vormden daardoor den stam van het latere grootgrondbezit van adel en kerk. De laatste bezat reeds lang vóór Karel den Groote een derde van den geheelen bodem in Frankrijk; het is vrij zeker, dat deze verhouding gedurende de middeneeuwen heeft bestaan voor het geheele katholieke West-Europa.
De onophoudelijke binnen- en buitenlandsche oorlogen, waarvan de gevolgen regelmatig waren verbeurdverklaring van grond en bodem, richtten groote massa's boeren te gronde, zoodat reeds ten tijde der Merovingers zeer vele vrije lieden zonder grondbezit waren. De oorlogen van Karel den Groote braken de kracht van den vrijen boerenstand. Oorspronkelijk was elk vrij grondbezitter dienstplichtig[1] en moest niet alleen zorgen voor eigen uitrusting, maar ook in den
- ↑ Dit is de dienst- of weerplicht van alle weerbare mannen. De vrijheid en het recht zijn oud, maar de slavernij en knechtschap zijn jong.