Pagina:DeOntwikkelingVanHetSocialisme (Engels 1905).djvu/13

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
— 11 —

was het niet beter gegaan. De tegenstelling van rijk en arm was, in plaats van zich op te lossen in algemeene welvaart, verscherpt door het verdwijnen van de haar overbruggende gilde- en andere voorrechten en de temperende kerkelijke weldadigheidsinstellingen; de thans tot waarheid geworden "vrijheid van den eigendom" van feodale boeien bleek voor de kleinburgers en kleine boeren de vrijheid om dit door de overmachtige concurrentie van het grootkapitaal en van het grootgrondbezit verdrukte kleine eigendom, aan deze zelfde groote heeren te verkoopen en aldus voor den kleinen burger en kleinen boer zich om te zetten in de vrijheid van den eigendom; de opbloei der industrie op kapitalistischen grondslag verhief armoede en ellende der arbeidende massa tot een levensvoorwaarde der maatschappij. De betaling à contant werd meer en meer, volgens Carlyle's uitdrukking, het eenig bindmiddel der maatschappij. Het aantal misdaden nam van jaar tot jaar toe. Waren de vroeger op klaarlichten dag onbeschroomd bedreven feodale ondeugden wel niet geheel uitgeroeid, maar toch voorloopig op den achtergrond gedrongen, zoo schoten daarvoor de tot dusver slechts in stilte gekoesterde urgerlijke ondeugden des te weliger op. De handel ontwikkelde zich meer en meer tot knevelarij. De "broederschap" der revolutionaire leus verwezenlijkte zich   de onderkruiperijen en den nijd van den concurrentiestrijd. In de plaats van de gewelddadige onderdrukking trad de corruptie, in de plaats van den degen, als eerste maatschappelijk machtswerktuig, het geld. Het recht van den eersten nacht ging van de feodale heeren over op de burgerlijke fabrikanten. De prostitutie breidde zich uit in tot dusver ongehoorde mate. Het huwelijk zelf bleef nog steeds de wettelijk erkende vorm, de officieele dekmantel der prostitutie en vulde zich bovendien aan door rijkelijken echtbreuk. Kortom, vergeleken met de pralende beloften der encyclopedisten bleken de door de "zegepraal der rede" tot stand gebrachte maatschappelijke en staatkundige instellingen bitter ontgoochelende karikaturen. Nog ontbraken slechts de mannen die deze ontgoocheling constateerden en dezen kwamen met de nieuwe eeuw. In 1802 verschenen de Geneefsche brieven van Saint Simon; in 1808 verscheen Fourier's eerste werk, hoewel de grondslagen zijner theorie reeds van 1799 dagteekenden;