Naar inhoud springen

Pagina:DeOntwikkelingVanHetSocialisme (Engels 1905).djvu/27

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
— 25 —

in dezen zin trad de nieuwere duitsche wijsbegeerte ook aanstonds op. Kant opende zijn loopbaan door het stabiele zonnestelsel van Newton en zijn — nadat de fameuze eerste stoot eenmaal gegeven was — eeuwigen duur op te lossen in een historisch proces, in het ontstaan der zon en van alle planeten uit een wentelende nevelmassa. Daarbij maakte hij reeds de gevolgtrekking dat met dit ontstaan tegelijkertijd de toekomstige ondergang van het zonnestelsel noodzakelijk gebleken was. Zijn opvatting werd een halve eeuw later door Laplace wiskundig bevestigd en nog een halve eeuw later toonde de spectroscoop het bestaan van zulke gloeiende gasmassa's in verschillende graden van verdichting in het wereldruim aan.

Afgesloten werd deze nieuwere duitsche wijsbegeerte met het stelsel van Hegel, waarin voor de eerste maal — en dat is zijn groote verdienste — de gansche natuurlijke, historische en geestelijke wereld als een proces, d.w.z. als in gestadige beweging, verandering, omvorming en ontwikkeling verkeerende voorgesteld werd, en waarin getracht werd het innerlijk verband in deze beweging en ontwikkeling aan te toonen. Uit dit gezichtspunt bleek de geschiedenis der menschheid niet meer een woest gedwarrel van zinnelooze gewelddadigheden die voor den rechterstoel van het thans gerijpte wijsgeerenverstand alle even verwerpelijk zijn, en die men liefst zoo snel mogelijk vergeet, maar het ontwikkelingsproces der menschheid zelve, en de taak van het denken werd nu, haar geleidelijk opklimmende baan langs alle doolwegen te volgen en haar innerlijke stelselmatigheid door alle schijnbare toevalligheden heen aan te toonen.

Dat het systeem van Hegel de taak die het zich gesteld had, niet volbracht, is hier van geen beteekenis. Zijn groote verdienste was, haar te hebben gesteld. Het is ook een taak die geen enkeling ooit zal kunnen volvoeren. Hoewel Hegel — naast Saint-Simon — het meest universeele brein van zijn tijd was, was hij nochtans beperkt, vooreerst door den noodzakelijkerwijs begrensden omvang van zijn eigen kennis, en ten tweede door de, eveneens in omvang en diepte begrensde kennis en opvattingen van zijn tijd. Daarbij echter kwam nog een derde oorzaak: Hegel was idealist, d.w.z. hem golden de gedachten van zijn geest niet als de min of meer abstracte af-