Geen enkeling kon ervan zeggen: dat heb ik gemaakt, dat is mijn product.
Waar echter de oorspronkelijke, stelselloos geleidelijk ontstane verdeeling van den arbeid in de maatschappij grondvorm der productie is, daar geeft zij aan de producten den vorm van waren, en het wederkeerig ruilen, koopen en verkoopen daarvan stelt de afzonderlijke producenten in staat, hun veelvuldige behoeften te bevredigen. Dit was in de middeneeuwen het geval. De boer bijv. verkocht landbouwproducten aan den handwerkman en kocht daarvoor van dezen handwerksvoortbrengselen. In deze maatschappij van opzichzelfstaande producenten, warenproducenten, schoof zich nu de nieuwe productiewijze in. Midden in de oorspronkelijke, stelsellooze verdeeling van den arbeid, zooals deze in de gansche maatschappij heerschte, plaatste zij de stelselmatige arbeidsverdeeling, zooals deze in de fabriek georganiseerd was; naast de productie van den enkeling trad de maatschappelijke productie. Beider producten werden op dezelfde markt verkocht, dus tot ten minste ongeveer gelijke prijzen. Maar de stelselmatige organisatie was machtiger dan de oorspronkelijke arbeidsverdeeling; de maatschappelijk arbeidende fabrieken vervaardigden hun producten goedkooper dan de opzichzelfstaande klein-producenten. De productie van den enkeling dolf het onderspit op het ééne gebied na het andere, de gemeenschappelijke productie revolutioneerde geheel de oude productiewijze. Maar dit haar revolutioneerend karakter werd zoo weinig ingezien, dat zij integendeel ingevoerd werd als middel tot verheffing en bevordering der warenproductie. Zij ontstond rechtstreeks in het gevolg van bepaalde, reeds bestaande middelen ter bevordering van warenproductie en warenruil: koopmanskapitaal, handwerk, loonarbeid. Terwijl zij zelf optrad als een nieuwe vorm van warenproductie, bleven de toe-eigeningsvormen der warenproductie ook voor haar ten volle gelden.
In de warenproductie, zooals deze zich in de middeneeuwen ontwikkeld had, kon de vraag, wien het product van den arbeid toebehooren zou, in het geheel niet ontstaan. De individueele producent had het in den regel uit hem toebehoorende, vaak zelf vervaardigde grondstof, met eigen arbeidsmiddelen