( 94 )
daar een echt christen in deze streken gevonden werd, maar dat zouden gindsche armen naar den geest, die ik er mede bedoel, ons wel euvel afgenomen hebben, dewijl zij zelven zich juist niet hoog plaatsen, en het allermeest weten wat het zeggen wil een christen te zijn: dat is door geloof, hoop en liefde te leven.
Genoeg, zeide heldring, en al voortgaande wees hij zijnen vriend jonckers op de Valk, die een uur ter regterzijde van Lunteren ligt. Er zou een honigfeest , gelijk dit jaarlijks pleeg te geschieden, aan de Valk plaats vinden; en omdat bij te wonen reisde ik met den Betuwschen landman, die er zij- nen bijman ging bezoeken, mede. Men zoude het niet gaar- ne zeggen tot den Betuwenaar., wat de openbaring verkondigt: zij zegt: gij spreekt, "ik ben rijk en verrijkt geworden en heb geens dings gebrek,” en gij weet niet dat gij zijt ellendig en jam- merlijk en arm, en blind en naakt; en toch is dit woord nog niet eens toe te passen op deze rijke landstreek, in tegenover- stelling der Veluwe; hier toch, waar de overvloed naar het ligchamelijke heerscht, dat de mensch namelijk hier rijk in aardsche goederen en verrijkt is, en geen ding gebrek heeft, hier toch wordt wel eèns de armoede van zijnen geest voorbijgezien.
Het is daarom vaak in de kleidorpen, in de hutten beter dan in de boerenwoningen, ofschoon ook in deze hutten dikwijls genoeg eene stem klinkt uit de lompen en gescheur- de kleedij, waarmede de mensch zijne naaktheid bedekt; "Ik ben rijk en verrijkt en heb geens dings gebrek.”
Het zal echter op de Veluwe, wel eenigzins gewijzigd , even zoo zijn. Want het kwam ons voor, dat, al was het niet naar het ligchaam, dan’ toch naar den geest, er hier sommigen waren, die gaarne zeiden: "ik ben rijk en verrijkt en heb geens dings gebrek;” en of dan misschien niet de gelijkenis van het huis gekeerd met bezemen, verlaten door eenen, en wederom ingenomen door zeven duivelen, een