Pagina:DeVeluwe eene wandeling (Heldring & Graadt Jonckers 1845).djvu/111

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

( 103 )

Dit gaat gemeenlijk uitstekend goed.

Edoch er is een noodzakelijk vereischte bij. Men moet namelijk, daar deze bijën geenen voorraad mede nemen uit den ouden stok, dewijl zij er met geweld uitgejaagd worden, zorg dragen, dat zij op een velletje, zoo noemt men een honighuisje, waaruit men in den laatsten herfst de bijtjes ge- dood heeft, gestooten worden om langs dezen weg terstond kost en inwoning te hebben, zij stierven anders van kom- mer en gebrek.

Nu vindt er eene tweede, zeer merkwaardige zaak plaats. Omstreeks den negenden dag, namelijk, als de jonge konin- ginnen uit hare cellen getreden zijn, verlaat eene harer de woning met een aantal bijën, zich een nieuw verblijf zoekende en dit vernieuwt zich regelmatig zoo lang er ko- ninginnen zijn. Hierdoor heeft men de zekerheid, spoediger zwermen te zullen krijgen. En deze zwermen worden we- derom op honighuisjes gedaan, en zoo naar het koolzaad- land toegegezonden, waar zij zich bevlijtigen hare moeders en medekolonisten in ijver op zijde te streven. Komen er nu echter te veel zwermen, dan werpt men dezelve terug op den ouden, die zich alsdan ook zelden bedenkt de ko- ningin, die terug komt, te dooden.

Hierdoor echter is het onmogelijk geworden tegen den herfst eenige tiend te heffen; van de jagers toch heeft men geen regt dezelve te heffen, het zijn geene zwermen maar vlugtelingen; van hunne navolgers, nog minder, want, daar nu gemeenlijk eene menigte zwermen op eenen dag komen, worden zij gedeeld in gelijke hoeveelheeid, en der moeders, die te kort komt, een behoorlijk getal teruggegeven. Het is een kunstprodukt geworden, waardoor alle natuurlijke zwermen vervallen zijn, en dus ook wel alle tiend van zwermen vervallen is; zwermen toch, in den ouden zin des woords, bestaan niet meer, maar eene verdeeling van huishouding