( 17 )
van het heet, waarvan de ovens der ver omheen liggende steden gloeijen, of bindt bezems voor bevloerde straten en gangen te zamen, waarvan hij er weinig voor zijne on- bevloerde woning noodig heeft. Of wel, hij mag de heide- velden voor een klein geld ontginnen, waarbij hem de hei- deplaggen wederom gedeeltelijk tot vermeerdering van mest, gedeeltelijk tot het strooijen van zijne rund, geit, varken of schaap dienen. Des noods levert ook de heide aan het rund een kosteloos voeder. Daarom is de vraag nog niet opgelost, of het algemeen bepooten der heide in allen deele wenschenswaardig is. Aan de andere zijde levert het ak- kermaalshout, waarvan de vervoering voor de looijerijen en tot brandstof langs de zeekusten , door het kanaal of over de straatwegen niet moeijelijk is, zoowel eenen goeden interest op voor den bepooter, als voor den arbeider de gelegenheid , tot het verdienen van een goed dagloon.
Ziedaar eenige verstrooide gedachten over de Veluwe. Geene landstreek voorwaar, die nog tegenwoordig, zoo dui- delijk aantoont wat zij in overoude tijden geweest is. Gee- ne landstreek , die zoozeer is veranderd, en toch veel van hare vorige gedaante behouden heeft. Nog schuilen er her- ten en reeën in de bosschen, maar het laatste wilde zwijn is gevallen, nadat gelijkheid en vrijheid de regten des adels op deze jagt beperkten, zonder de broederschap te be- vorderen. Nog loopen er vorstelijke jagtpaden en treden door en langs de bosschen, maar de Vorsten betreden ze niet meer en geven aan anderen een voorbeeld, om met hond en paard de hoop des landmans niet te vernietigen. Nog heerscht er stilte en rust in de dorpen zoowel als op de onbewoonde heuvelen, maar het stof, dat hier en daar in eene lange streep oprijst, doet ons sommige veranderingen ‚der tijden ook verbeteringen noemen, nu men het mulle zand en de heidestreken met ligte vaart over bestrate wegen