Naar inhoud springen

Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/106

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

80 OEFENINGEN EN OEFENINGHOUDERS,


voor het onderzoek dergenen, die zich mochten anmelden tot het herder- en leeraarambt.

Verder wordt op voorstel van den praeses goed gevonden, dat inzake de zoogenaamde oefenaars, ,welke dienst noch in den Bijbel, noch in onze oude gereformeerde kerkordeningen wordt gevonden, een iegelijk der broeders daarover nogmaals erstig zal denken,” opdat in een latere ver- gadering ,een bepaald voorstel zal gedaan worden, om naar den Woorde Gods de werkzaamheden te regelen van hen, die, behalve de geordende Herders en Leeraars in de gemeente spreken.”

Na een reglement op het examen en de toelating tot het herder- en leeraarambt in twaalf artikelen te hebben opgesteld en aangenomen, werd in de achtste sessie het ontwerp der commissie, betrekkelijk de zooge- naamde oefenaars, voorgelezen, waarover wederom veel werd gehandeld, Na rijp beraad is het ontwerp met eenige bijvoeging tot de volgende ver- gadering nedergelegd, om alsdan te besluiten. Het ontwerp luidt aldus : »Daar de bediening en het woord oefenaars niet voorkomt in den Bijbel, en alzoo ook niet in de oude kerkedrdeningen onder het kruis, maar wel de benamingen van Leeraars en Profeten, zoo oordeelen wij, dat dit geene orde in de kerk is; maar zeggen met de Synode van Wesel, Ao 1568, Art. 14: ,Dat den Dienaars zijn bijgevoegd Leeraars en Profeten, dewelke wel ook het ambt van leeren bekleeden, maar op eene andere verscheidene wijze.” Verder zegt die Synode, Art. 15: ,Van dusdanige Leeraars kan men voor alsnu niet zeker beramen, totdat de tijd en voorval der zaken hetzelve zal leeren dengenen, die in de Synode te zijner tijd zullen bijeenkomen.” Tot dit ambt van Leeraren heeft men in later’ tijd op de Synode te Middelburg, Ao. 1581, Art. 13, te’s Graven- hage, Ao. 1586, Art. 16, te Dordrecht, Ao. 1618 en 1619, Art. 18 gebragt alleen de Professoren in de theologie ; terwijl daaruit, in verband met de Synode van Dordrecht, Ao. 1578, Art. 51, ten duidelijkste blijkt, dat de kerk door dit ambt geenszins verstaan heeft de eigenlijke prediking, maar alleen de uitlegging der Heilige Schrift en de verdediging der zuivere leer tegen de dwalingen en ketterijen. Zoo stelt de Synode de beslissing over deze zaak tot eene volgende kerkvergadering uit. Het ambt der Profeten is in de Synode van Wesel, Ao. 1568, Art. 16—20, naar de leere Pauli, 1 Cor. XIV, duidelijk genoeg beschreven:

om nu der gemeente eenig bestuur te geven, en te waarschuwen tegen de misbruiken, wekken wij hen op:

Art. 1. Alle gemeenten, welke verstoken zijn van de dienst des Woords, zullen zich door het getrouw waarnemen der onderlinge samenkomsten, Hebr. X : 25, zoeken te stichten, door het onderzoeken van Gods Woord, vooraigaande en sluitende met het gebed en Psalmgezang.

Art. 2. Tot dat einde zal een iegelijk zijne gaven ten nutte der gemeente �