Naar inhoud springen

Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/115

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

OEFENINGEN EN OEFENINGHOUDERS 87


uit naam van vader te antwoorden op U.E. brief van den 24 dezer. Wat Veenstra betreft, is vader van gedachte, dat gij het best het kunt laten bij hetgeen gij gedaan hebt, en dan de behandeling dier zaak aan de eerste classikale vergadering voorstellen ; en wat uw eigen zaak aangaat is vader van oordeel, dat men zich wel twee jaren in de Godgeleerdheid en de andere wetenschappen dient te oefenen en die tijd niet dient ver- haast te worden, tenzij de Heere dien verhaast door de roeping eener

gemeente.

In hoop dat gij deze letteren in welstand, zoo naar de ziel als naar het lichaam moogt ontvangen, teeken ik mij, na groeten van vader, UEzd. liefhebbende en heilbiddende vriend.

Groningen den 29sten July 1841, H. de Cock Hzn.

Reeds den 14 Nov. van datzelfde jaar werd de beroepsbrief van de gemeente Leens geschreven, waarin hem werd gemeld, dat ,door meer- derheid van stemmen gebleken is, dat gij, H. J. de Wind (deze naam is foutief geschreven K.) alhier als Leeraar en Voorganger begeerd wordt, en mitsdien verzoeken wij U.E. met den Macedonischen man, kom over en help ons. Het traktement is vierhonderd gulden en een vrije woning.”

De beroepsbrief is onderteekend door den kerkeraad, bestaande uit twee ouderlingen en drie diakenen. Uit de vele brieven geschreven door onderscheidene leden der gemeente blijkt hoezeer zij hem begeerden. De vrouw van een der ouderlingen acht zich toch ook nog geroepen hem in te lichten omtrent oneenigheden die in de gemeente bestonden, Een broeder haast zich den beroepen Jeeraar mede te deelen, dat deze on- eenigheid niet is tusschen ,de broederen der gemeente, maar tusschen drie vrouwen die te zamen zijn geweest en daar zij gesproken hebben over mededeelzaamheid, dagt een dezer drie vrouwen, dat zij het op haar toepasten: het is het kwade zaad waarvan de briefschrijister u meldde ; gij wordt met alle hartelijke toegenegenheid te gemoet gezien.”

Wind werd beroepen uit een zestal, samengesteld uit predikanten en candidaten en één student, nl. Wind. Hij had van te voren al eens ge- oefend in Leens en Ulrum. Uit een schrijven van 30 Nov. ’41 blijkt, dat Wind niet ongenegen is het beroep aan te nemen. De vrouw van ouder- ling Hekma, A. G. Allerslof schrijft nog al een en andermaal aan den beroepene en ook nadat deze het beroep heeft aangenomen. Uit haar brief dd. 1 Februari ’42 blijkt, dat zij hem over ijs had verwacht, der- halve moet de winter van '42 nog al streng zijn geweest, dat men zonder te veel van iemand te verlangen kon verwachten, dat hij zou overkomen per schaats uit het Zuiden van Friesland naar het Noorden van Groningen. In dezen brief lezen we wederom van de ongesteldheid van ds De Cock. �