116 BLAUWBOEKJES
zoude worden gegeven door de classis Middelburg. Deze classis deed een onderzoek naar Van Rhee’s kerkelijke gedragingen, en nadat deze plechtig had beloofd, zich voortaan nimmer tot ongehoorzaamheid aan de vigerende kerkenorde te zullen laten overhalen, werd hem het attest niet onthouden. Van Rhee toch had voorgegeven, dat hij alleen op uitdrukkelijk verlangen van zijn gemeente den Goeden Vrijdag niet had gevierd, noch gebruik gemaakt van de evangelische gezangen en de vier Avondmaals- vragen. Zoo werd dan ds Van Rhee beroepen, en het classikaal bestuur van Heusden ,stelde de beroeping met deszelfs aanmerking en het rapport van het classicaal bestuur van Middelburg in handen van het ministerie van eeredienst; en niet dan na rijpe overweging en uitdrukkelijke ver- maning, dat zijn eerw., volgens zijne plegtig afgelegde belofte, zich zou gedragen overeenkomstig zijne verpligting en alle wanorde zorgvuldig zou vermijden, werd zijne beroeping door den koning geapprobeerd.”
Door welke motieven het classikaal bestuur van Heusden ook moge geleid zijn geworden toen het zulk een nauwkeurig onderzoek instelde naar de kerkelijke gedragingen van Bekerke’s veel besproken_ predikant, had ds Scholte maar even voorzichtig gehandeld en naar het persoonlijk en kerkelijk leven van dezen ,dubbelhartigen man, zoo ongestadig in al zijne wegen, die het hart niet zuiverde”, een nauwkeurig onderzoek gedaan!
Daar was ndg een predikant in het land van Heusden, van wien veel lof in den lande ging, en die straks veel van zich zal laten hooren en doen spreken, ds B. Moorrees, de man van de Adressen aan de Synode en aan Z. M. den Koning der Nederlanden. Van hem en hoe liefderijk hij ontving schrijft een soldat toen ingekwartierd te Waalwijk. De onbe- kende verslag- en berichtgever noemt hem haast niet, en toch toen reeds schreef hij van tijd tot tijd leerredenen ter beoordeeling van de heilige zaak der oude en beproefde waarheid,” ook wist de verslaggever wel dat door de bemoeiingen van ds Moorrees, de predikant van Wijk in het land van Heusden, ds H. P. Scholte te Doeveren en Genderen was be- roepen, en stellig zal hij, die, hoezeer hij zich ook schuil hield, echter toch verried predikant te zijn en bizonder goed op de hoogte van de handelingen van het classikaal bestuur van Heusden, wel gelezen hebben, wat de predikant van Wijk ten vorigen jare, in Februari 1835, had ge- schreven, ter openlegging der redenen van zijn gehouden gedrag ter zake van de Afscheiding door den eerw. heer H. P. Scholte.
Mogen we dit aannemen, dan klinkt de toon van het Verslag en berigt des te rauwer. Men moet de voorrede lezen om te kunnen komen inden gedachtengang van mannen als ds Moorrees, ds Callenbach, de opvolger van Moorrees te Nijkerk, en een Le Roy te Oude Tonge, en om hun niet-meegaan met de Afscheiding te kunnen verstaan. Valsche geruchten deden omtrent Moorrees de ronde. Hij weet dat en hij kent ook ,de
�