Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/15

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 


EERSTE HOOFDSTUK

 

BRONNEN.



NOG leven er, die sommigen van de vaders der Afscheiding hebben gekend, hen hebben gezien en met dankbaarheid vervuld werden toen hunne oogen deze mannen mochten gadeslaan en zij met eigen ooren hen hoorden vertellen van de loffelijkheden des Heeren en Zijne sterkheid, en Zijne wonderen, die Hij gedaan heeft in de dagen der Afscheiding.
 Moge er al niemand meer zijn, die ds Hendrik de Cock persoonlijk heeft ontmoet en gekend 1), velen hebben uit den mond van zijn kloeke vrouw, die tot hoogen ouderdom is gekomen, hooren vertellen van de moeilijke, maar toch ook weer zoo rijk gezegende jaren, waarin zij om des geloofswille veel hebben moeten lijden van den vijand.
 Hendrik de Cock is vroeg gestorven; zijn krachten waren gesloopt door een verterenden ijver. Voor vijftig jaar reeds konden maar weinigen zich zijn persoon nog voorstellen. Toen het halve eeuwfeest der Scheiding in het Noorden des lands werd gevierd, vroeg men aan de professoren Brummelkamp en Van Velzen toch iets van De Cock te vertellen. Onder wat zij beiden, die hem gekend en met hem gestreden hadden, toen mededeelden, bleef in de herinnering van velen één hem teekenend voorval leven. Zij toch vertelden dat zij, afgevaardigd door de synode van Amsterdam naar den Koning, door dezen ten gehoore werden ontvangen. De Cock voerde het woord; terwijl hij door den gloed zijner overtuiging en door liefde tot den Oranjevorst, al manende steeds dichter bij den Koning kwam, vatte hij dezen tenslotte bij den schouder. De Koning lachte goedmoedig om de vrijmoedigheid van dezen getuige en zal hem wel niet hebben gevraagd, of hij ook in verbinding stond met revolutionaire comité’s, waarvan hij bij den aanvang eens werd verdacht.


 De mondelinge overlevering is een bron voor de geschiedenis der Afscheiding die nòg heden werkt. Zij die haar zoo gaarne wilden kennen en op onderzoek en navraag uitgingen, hebben daarvan hooren vertellen

Afscheiding
1