AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK VII 139
De predikant, door DR S. CuPERUS. Meyer en Schaafsma, Leeuwarden, 1916, blz. 15. 60, 146, 185.
12) Vgl. Register van kerkelijke zaken, met verwijzing naar het kerkelijk handboekje en Synoden der Christ. Afg. Ger. kerk in Nederland, gehouden in de jaren: 1836, 1837, 1840, 1846, 1849 en 1851.... door R. J. TIMMERMAN, herder en leeraar . te Uithuizen, te Uithuizen, bij Wed. C. J. Mekel 1852, blz. 7: Bloedschandige huwelijken, Syn. 1840. biz. 40, 41.
9) Wij waardeeren het ten zeerste dat de bewerkers van den Platen-Atlas voor de vaderlandsche geschiedenis door DR A. J. VAN DER MEULEN, M. TEN BOUWHUYS en Dr N. B. TeRHAErF, J. B. Wolters, Groningen—Den Haag, op blz. 152 eenportret hebben gegeven, onder no, 416 van Ds Hendrik de Cock, die 1834 door de ,Acte van Afscheiding en wederkeering” de Christelijk(e) Gereformeerde Kerk stichtte. De predikant van Ulrum (zoo wordt verder medegedeeld) had evenals zijn collega te Doeveren, Ds Scholte, vervolging van staatswege te verduren! Eerst in 1839 heeft de regeering het nieuwe kerkgenootschap erkend. Fragment van een steendruk door N. J. W. de Roode.
Ik vermoed dat hier een vergissing in het spel is en wel deze, dat het in dezen atlas gegeven portret is van den zoon prof. Helenius de Cock; het vermeende portret dat elders wordt gegeven, bijv. ook door dr Van der Does aw. blz. 49is eer een caricatuur, gelijk ik mij in den tekst wat sterk heb uitgedrukt dan een gelijkend portret, Vergelijkt men dit met dat van den Platen-Atlas, dan ziet men direct dat het niet van denzelfden person is. De weduwe zelf merkte op, dat het voorhoofd eenige gelijkenis vertoonde. Het portret bij Van der Does ea. is naar een teekening.
Het uiterlijk van Hendrik de Cock wordt door degenen die hem in zijn leven ge- kend hebben aldus geteekend: ,Hij was van middelbare lengte en tengere gestalte, voorzien van een goed gewelfd hoofd met donkerbruin haar, langwerpig gelaat met donkere open oogen, welgevormden neus en vriendelijken mond, waarom lichtelijk een glimlach speelde.” Aldus beschreef hem zijne echtgenoote, bij gelegenheid van 't gouden feest der Afscheiding in 1884 aan prof. M. Noordtzij, Herinnering en Waar- dering, biz. 10.
Ware de bestaande steendruk een welgelijkend portret geweest, dan had Noordtzij zijne grootmoeder niet behoeven te vragen naar De Cocks portret. Bovendien waarom heeft prof. Helenius de Cock de bestaande teekening niet gegeven als het portret van zijn vader. Om de eenvoudige reden dat hij dat als zoodanig niet erkende.
�