Naar inhoud springen

Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/20

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
6
BRONNEN


als misdadigers, in verblijfplaatsen die de verontwaardiging gaande maakten, onder anderen van een Cesar Malan, toen deze ds H. Buddingh in diens kot bezocht. Dan zal men na honderd jaar een antwoord kunnen geven op de vraag wie in de eerste plaats voor deze bedroevende ons „nationaal gevoel beschamende feiten verantwoordelijk zijn te stellen”
Een rechtsgeleerde en tevens historicus: mr S. Sybenga, heeft in den loop van het jaar 1932 een kerkhistorische en staatsrechtelijke studie geleverd onder den titel: De Afscheiding en het Algemeen reglement voor het bestuur der Nederlandsche Hervormde kerk van 1816. Hij heeft daarin eenige aan de archieven bovengenoemd ontleende brieven als bijlagen afgedrukt. „Zij worden tekstueel weergegeven omdat zij, geschreven in de taal en den stijl van die dagen en beheerscht door den verschen indruk van het voorgevallene, beter dan welk historisch overzicht ook de gedachten en inzichten van een deel der dramatis personae (der betrokken personen) tot uitdrukking doen komen en tevens omdat zij, in dezen vorm bekend gemaakt, er wellicht eenigszins toe kunnen bijdragen ter verklaring, hoe men destijds tot het dwaze inzicht is gekomen de geheel natuurlijke en voor de openbare rust volstrekt onschuldige beweging der Afscheiding als een maatschappelijk gevaar te beschouwen.” 10)
Dat de Afscheiding als zulk een gevaar werd beschouwd zal duidelijk blijken en vele regeeringspersonen uit dien tijd tot een risée maken als de archieven zuilen worden geraadpleegd van onderscheiden burgerlijke gemeenten des lands, waarvan de burgemeesters zeer gewichtige documenten ontvingen van de goeverneurs der gewesten, die op hun beurt zeer naarstig door de ijverige politie en deszelfs commissarissen of onder-commissarissen, in dit geval, de burgemeesters, werden gerapporteerd, die allen, met enkele gunstige uitzonderingen, zich beijverden de goeverneurs op de hoogte te houden, opdat dezen de hooge regeering zouden kunnen verwittigen van de gevaarlijke woelingen der Afgescheidenen, die dan zorg droeg door justitie, politie en militie de rust en den vrede in de dorpen te bewaren of te herstellen.
Dat de kluizen waarin deze archieven zijn geborgen mogen geopend worden; dat vorschers en napluizers klaar aan het licht brengen, dat „de gedragingen niet kunnen worden verontschuldigd van hen die niet altijd naar goede beginselen van procesrecht gevoerde kerkelijke processen, schorsing en ontzetting hebben bewerkstelligd, nog minder van hen door wier toedoen de in open veld, in schuren en particuliere woningen gehouden godsdienstige samenkomsten werden bemoeilijkt en verstoord en de leiders met strafacties vervolgd.” 11)

Eerst nu noem ik de notulen van de mindere en meerdere vergaderingen der kerken, van de acta, van den kerkeraad af tot die van de synodes.