CORRESPONDENTIE TUSSCHEN DE GROOT EN DE COCK 215 die plaats tegen u is. Zie slegts de aant. van de Nederl. overzetters en Calvijn over die plaats: En even zoo is het gelegen gelijk ik op de plaatsen heb aangewezen met uwe aanhalingen De Groot van den Cathechismus, de art. des geloofs en de acten van het Dortsche Synode Zij alle getuigen tegen u. Niet ik maar gij zijt dus mijns inziens op een gevaarlijk pad, want die de waarheid „verlaten zegt de Apostel, God zendt hen een kragt der dwaling, om de leugen te gelooven." Indien ik dwaal in het een of ander gaarne wil ik naar Gods woord te regt gewezen en daardoor be- straft worden. Maar niets ook tegen hetzelve aannemen. Onze formulieren geloof ik niet hier of daar maar in 't geheel en zulks niet omdat het onze formulieren zijn, die wij alle onderscheidene reizen bij eede be- zworen hebben maar omdat ik weet dat zij op Gods woord gegrond zijn anders zou ik mij verplicht rekenen om tegen dezelve regtstreeks op te komen, uit onze kerk uit te gaan, en de dwalingen daarvan de dwalenden aan te toonen; dat alleen is eerlijk en betamelijk, en niet gelijk men heden ten dage veelal doet, de waarheid listiglijk ondermijnen, naar de voorzegging van den Apostel Petrus 2 Petr. 2: 1, 2. Dat er ook onder den nieuwen dag valsche leeraars zijn zullen die verderfelijke ketterijen bedektelijk zullen invoeren, ook den Heere die haar gekocht heeft verloochenende en een haastig verderf over haar zelven brengende. En velen zullen hare verderfenisse navolgen, door welken de weg der waarheid zal gelasterd worden. En o ziet men dit beide niet heden ten dage overvloedig? Och of het den Heere behaagde vele verdwaaldden dit nog te doen zien en kennen, opdat zij den toekomenden toorn ont- vlieden mogen. Och of ook deze letteren daartoe nog strekken mogen door de genade en den zegen des Heeren, opdat wij in hem verbonden zijn door de waarheid, en gij door Zijn Geest en kracht bekwaamd om niet uzelven niet der wereld te prediken maar J. Chr. den gekruisten, door Zijn licht toch kunnen wij alleen het licht zien en door Zijn kragt alleen bewaard worden voor dwaling en menschen behagen, van onszelven toch zijn wij niet bekwaam om te denken als uit ons zelven, maar al onze bekwaamheid is, voor zooverre zij regt en geestelijk is uit God. En met deze bede voor de kerk voor mij en u, ben ik onder inwagting van UEds. antwoord UEd. heilwenschende vriend! H. de Cock. U. den 6den February 1833. Na ruim een maand schrijft Hofstede, d.d. 23 Maart 1833, aan De Cock: Waarde vriend! De eerste oogenblikken, die ik vind, om uwen brief te beantwoorden, zal ik er toe bezigen. Ik zal echter kort zijn; niet omdat, gelijk gij vreesde, uw brief mij in het minste heeft verbitterd; neen, ik heb den-
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/261
Uiterlijk