Naar inhoud springen

Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/326

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

276 AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK XII Het worde hun niet toegerekend, die mijnen mond gesloten hebben, zoo zij het uit onkunde en vooroordeelen hebben gedaan." Evenals De Cock blijkt ook ds Duin ingenomen met de werken van de Krummachers, Wichelhaus, Theremin, Muller en anderen; zij zijn u zeer aan te prijzen. Weg met de doode vodden! Wij mogen, zoo schrijft hij in de peroratie, tintelend van liefde en leven, ,,ons vol- strekt niet afscheiden, zoo lang de herstelling der kerk in den weg van Reformatie kan verkregen worden; derhalve dringt hij bij de leeraren en opzieners aan op het houden eener kerkvergadering hier in de oude Moederkerk. Hij gelooft vastelijk, dat de oude verwoeste plaatsen wederom zullen worden gebouwd, en dat de wijngaarden zullen geplant worden op de bergen van Oost Vrieslands Samaria." Met volle instemming worden dan woorden aangehaald van den vermaarden Vader Eduard Meiners: ,,De ware leden der Kerk moeten de ware Kerk onafscheidelijk aan- kleven, al heeft ze eene slechte gedaante verkregen. Nooit zal de Kerk, om heilige redenen, geheel zuiver hier op aarde zijn. Wegloopen geldt hier niet; maar blijven en alle, alle moeite tot hervorming aanwenden, dat is het, daar het op aankomt."

Hij vraagt nog: ,,maar waarom zien allen, die godvruchtig heeten, het groot verval der Kerk niet even duidelijk in?" Hij oordeelt dat de Heere sommigen zijner kinderen bewaart voor de smarte, die zij gevoelen zouden, indien zij dit bederf duidelijk kenden (Pred. 1 18). ,,Men treft dezen vooral aan onder de ouden van dagen; sommige van de anders wel godvruchtige menschen hebben veel van hun ouden ijver verloren. Schudt u uit het stof, en gaat uit den Bruidegom tegemoet! Bidt om den vrede van Jeruzalem! Waakt, staat in het geloof! Moedeloosheid doet de handen verslappen. Het oog op de kroon! Hierop zeggen de Geest en de Bruid: Kom, Heere Jezus, ja kom haastiglijk, en onze ziel zegge: Amen! Halleluja! Amen!" Zijn Rondborstige Protestatie draagt hij op aan Zijne Majesteit Ernst August, door Gods genade koning van Hannover, hertog van Cumberland, enz. enz. enz. en vraagt onder de vrijvergunning en protectie van Zijne Majesteit de voorgestelde kerkelijke vergadering, conferentie, te mogen houden, om langs dezen weg de herstelling van de zoo diep vervallene leer en tucht der gereformeerde kerk te bevorderen. „In naam van allen, die in Oost Vriesland de herstelling van de leer der vrije genade en van de kracht der godzaligheid van harte begeeren, betreurende het diep verval, sedert jaren in de leer en tucht der kerk ingeslopen en zoodanig de overhand hebbende, dat bijaldien geen spoedige hulp aan worde toegebracht, het nageslacht gevaar loopt, de kennis van de zuivere en zaligmakende waarheid meer en meer kwijt te raken", acht zich de opsteller van de Rondborstige Protestatie verplicht, tegen gezegd verval ernstig te betuigen en zijn meening omtrent datgene, wat tot herstelling diende gebezigd te worden, rondborstig te verklaren, gelijk hij dan doet in acht en twintig paragrafen. De beide eerste paragrafen bevatten de betuiging van de eenheid met Gods Woord, het Symbolum Apostolicum, de gereformeerde belijdenisschriften aanvaard door de gereformeerde kerk van Embden en die van Oost Vriesland, met inbegrip van de symbolische geschriften der Nederlandsche, Engelsche, Schotsche, Iersche, Fransche en Zwitsersche kerken. Verder wordt betuigd den afkeer van den hoogmoed derzulken, die in die dagen, onder den waan van beter te weten en verder voort te gaan dan de godvruchtige vaderen, de leer des Evangelies vervalschen, en gewaarschuwd tegen de lauwheid en onverschilligheid omtrent de leer der waarheid. Daarom wordt ge- protesteerd tegen het invoeren en opdringen van vraagboekjes, welker overeenstemming met de leer der gereformeerde kerken niet klaar is en derhalve wordt begeerd dat