DERTIENDE HOOFDSTUK STEUN GEZOCHT EN GEVONDEN. Z IJNE vrouw was hem vooruit. Zij werd in het najaar van 1833 verzekerd van haar genadestaat". Dat voorrecht zou hem ook geworden, niet te midden van den strijd voor de waarheid, ook niet toen hij zijn recht moest verdedigen, naar alle zijden protesteerende en getuigende tegen het onrecht zijn gemeente, Gods volk en zaak, mede in hem en den kerkeraad naast hem, aangedaan. Eerst nadat hij gevangen was gezet, eerst toen schonk de Heere hem dien zegen, en stelde hem in de ruimte en verzekerde hem van zijn deel en eeuwig goed. Niettemin subjectief niet verzekerd, ging hij, gesteund door zijn kerkeraad, verder op den weg, dien zij meenden in gehoorzaamheid te moeten gaan. Zij ontvingen geen nader antwoord van ds Molenaar op De Cocks laatste antwoord en bezwaren. De Haagsche predikant stelde hen te leur; zijn weg scheen hen niet de rechte te zijn; zij zagen op het gebod; Molenaar zag te veel op waar hij meende te moeten uitkomen. Ulrums kerkeraad liet dat den Heere. Zij ontvingen geen licht van ds Molenaar in de kwestie hoe te moeten handelen met kinderen van ouders, die zich in hun geweten bezwaard gevoelden die te laten doopen in het midden van eene gemeente, waarin eene leer verkondigd werd, waarmede zij niet mochten en dies niet konden instemmen. De nood was aan Ulrums kerke- raad opgelegd en hij besloot in 't laatst van September '33 ,den doop te bedienen aan de kinderen der geloovigen op aanvrage en aanzoek". Bedoeld werd: kinderen van buiten de eigen gemeente. De Cock had ook ds Molenaars gedachten gevraagd inzake tucht- oefening; diens antwoord kon den kerkeraad ook niet bevredigen en zoo werd in dezelfde vergadering besloten om verscheidene leden te vermanen". Dit dubbel besluit wordt genomen ,in hope tevens van meerder licht en kracht in den Heere". Licht in het gebodene, en kracht om naar wat geboden is te handelen. Dat dit geen phrase was ligt voor de hand; het
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/330
Uiterlijk