Naar inhoud springen

Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/374

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

320 PROTEST TEGEN HET VONNIS VAN DE CLASSIS MIDDELSTUM


gezien zijn zaak spoed vereischt en ze toch gedeeltelijk van burgerlijken aard is, deswege komt hij nú ook met zijn protest tot de Staten.”

Hij zet dan achtereenvolgens uiteen, dat de eerste grond van beschul- diging, zijn schrijven tegen Brouwer en Reddingius, ingaat tegen men- schelijke en goddelijke wetten: tegen de vrijheid van drukpers en tegen den eisch der Schrift: het den rechtvaardigen maar ook den goddeloozen aan te zeggen. Hij geeft toe dat de namen waarmede hij deze predikanten betiteld heeft hard zijn, maar de vaderen zeiden reeds: „die den recht- vaardige aantast moet harde woorden hooren”. Hij biedt dan aan, desnoodig in de groote kerk te Groningen, in een openbaar dispuut met de genoemde heeren alles in tegenwoordigheid van de Statenleden te verdedigen.

Zoo spreekt geen „separatist”! Dit is taal van een reformator !

Verder betoogt De Cock dat „Van der Linden zelf in de schuit tot Brouwer gezegd zoude hebben dat wat het doopen betreft: het punt van aanklacht, dit hem op grond van Gods Woord nooit zou kunnen worden belet”, en wat het derde punt betreft: het catechiseeren van leerlingen uit andere gemeenten, daaromtrent beroept hij zich op een schrijven van ds Scholte, *) die niet het minste bezwaar daaromtrent maakt; deze had ook twee leer- lingen uit andere gemeenten. Nog wijst hij den Gouverneur op het feit dat wat hij gedaan heeft steeds was in overleg met den kerkeraad, en dien moge blijken uit lijsten van onderteekening, die gedurende de Kerst- dagen liepen, dat vele geloovigen niet anders denken over de hangende kwestie dan de kerkeraad. Gemakkelijk kan er bij de twee lijsten, des- gevraagd, een derde worden gevoegd. Deze allen vragen niet anders dan vrijheid in en handhaving van den waren gereformeerden godsdienst. Dit eerste verzoek was wel degelijk hier op zijn plaats: de overheid had te zorgen voor „de vrijheid in den gereformeerden godsdienst”. Dat de Staten, zoo wordt verder verzocht, het classikaal bestuur dringen, de schorsing op te heffen, en hem eene openlijke en vrije verdediging zijner zaak toelaten.

Dit stuk is onderteekend met eigen hand door heel den kerkeraad. Nog eens wil ik de namen dezer getrouwen hier weergeven. Naast den predikant teekenden de ouderlingen J. J. Beukema en K. J. Barkema, en de diakenen K. A. van der Laan, D. P. Ritsema en G. K. Bos.

Reeds den 25 December, alzoo op Kerstmis, zette zich de president van het provinciaal kerkbestuur om te antwoorden. Een facsimilé van dit antwoord, deze kerstboodschap voor de verdrukte gemeente van Ulrum, namen we op in dit boek. Deze man zal zich al even vijandig betoonen als de praeses van de classis en als daarna de praeses van de synode. Bij de kerkelijke besturen ontmoette de kerkeraad niet dan op zijn duidelijkst uitgesproken onwelwillendheid en onvriendelijke bejegening.