Naar inhoud springen

Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/431

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

HET VONNIS VERZWAARD 369

leeraren die den moed missen kennis te nemen van de bewegingen dier dagen en een objectief verslag daarvan te doen; men schudde het hoofd over magistraten die in anonieme geschriften zich verstoutten op de infaamste wijze de edele vrouw van den geplaagden De Cock uit te schelden voor helleveeg, om het minst leelijke der scheldwoorden te noemen, die van uit het donker der anonymiteit over haar werden uitgebraakt; een donker waarin later bij eenig bijgebracht licht de man werd herkend die zich tot dit sinister werk had geleend. '9)

Met vrijmoedigheid en uithoudingsvermogen betoonde De Cock groot vertrouwen en activiteit. Hij had lief, bizonder ja met een haast onver- klaarbare liefde, het vorstenhuis van Oranje, en den eersten Koning daaruit. De liefde nu denkt geen kwaad. Het kwam in hem niet op, dat naast de kerkelijke tegenstanders, de machthebbers in den staat, met den Koning aan het hoofd, dè groote tegenstanders waren van de bewegingen in de Hervormde Kerk, die mede door zijn optreden niet tot stilstand, maar veeleer nog tot sterker beroering waren gekomen. Neen! passief mocht en kon hij niet zijn. Wèl zal hij zich onthouden van eenig dienst- werk; wèl alle geweld tegen geweld tegenhouden; wèl elken Zondag samenkomen met de vromen bij de weduwe Kosters; hij mede luisterende met de vromen van verre en van nabij naár eeiüvoudige oeteninghouders; wèl straks tweemaal in de week bedestonden houden vanwege den nood der kerk; wèl zich onthouden van de godsdienstoefening op den rustdag waarbij predikanten uit den ring voorgingen, wijl hij van hen geen trouwe verkondiging der waarheid kon verwachten, doch passief zijn, dat was hem onmogelijk. De pen zal hij voeren, de pers laten werken; hij moest zich roeren en bewegen, wijl de diepe slaap waarin bijna de gansche kerk verzonken was hem zoozeer verontrustte.

Telkens weer wordt aan hem door eenvoudigen geschreven en zij vragen antwoord. Immer treft het ons bij het lezen van geschriften, die den tijd van het Rèveil en de Afscheiding raken en briefmateriaal verwerken uit die dagen, dat brieven worden genoemd door De Cock geschreven, waarvan men nog niet had gehoord. Zoo zinspeelt Kohlbrügge op een brief door De Cock geschreven aan zuster Verschuur 'f); deze zuster zal wel mejonkvrouwe Verschuur zijn uit Arnhem, die kort daarna in het huwelijk treedt met Kohl- brügge, reeds ten tijde van De Cocks bezoek aan hem weduwnaar, gelijk hij zelf in zijn brief aan De Cock schrijft dat „zijn vrouw al boven juicht.”

Waartoe al dat geschrijf en gecorrespondeer? Kohlbrügge heeft het goed begrepen: „Het volk des Heeren zoudt gij willen oproepen, om u te helpen te protesteeren, etc, en waarlijk, het is hun duurzame plicht; maar het gros zal te huis blijven, zooals ook in mijn geval met de geestelijken in de H. Kerk gebleken is”

Toch bleven niet allen te huis. Afscheiding 24