Naar inhoud springen

Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/475

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

DE GESCHORSTE AFGEZET. IN APPÈL BIJ DE SYNODE 409


hij er bereidwillig aan, als men daaronder zijn traktement wil verstaan. Doch rekent men daaronder mantel en bef, dan deed hij dit zoo noode. Het viel hem zoo zwaar niet te mogen optreden in den dienst des Woords voor zijn gemeente; het catechetisch onderwijs aan anderen te moeten overlaten en dat eerst drie maanden lang, toen de drie maanden verlengd tot twee jaren; en nu geheel afgezet! Naar ééne zijde kon men hem vooralsnog niet beletten actief te zijn, te werken met heel zijn verstand, en ziel en alle krachten. De drukpers was vrij ; met de pen was hij vaardig en protesteeren, dat mocht hij, waar „zulks behoorde” en dat was in de eerste plaats bij de Algemeene Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk.

Echter ook nu won hij wederom den raad in van dezulken die hij als vrienden en liefhebbers der waarheid had leeren kennen. Uit de brieven door hem in den loop van Juni ’34 ontvangen blijkt, dat hij hen op de hoogte heeft gehouden van den gang van zaken. Meende hij zich te moeten onderwerpen zoolang het uiterste niet was beproefd om hersteld te worden in zijn ambt, de zaak waartoe hij zich had aangegord: ver- dediging der waarheid, die zou hij dan nu door geschriften vooral van wederleggend karakter voorstaan. Ds J. van der Linden, van Kantens, had tot bestrijding van de gereformeerde waarheid en de verbreiding van de liberale opvattingen uitgegeven zijn Bijdragen voor de zuivere bijbel- leer, of het oude kleed zonder nieuwe lappen. Zes afleveringen volgden de eene de andere. Deze predikant had zich reeds doen kennen als een „groffen” °) liberaal, en onthield zich niet van persoonlijke uitvallen tegen Ulrums predikant; hij kon zijn weerzin tegen de Fijnen niet verbergen; daardoor liet hij zich verleiden grof tegen hen uit te vallen.

De Cock dan schreef zijn Verdediging tegen de aanvallen op de ware gereformeerde kerk en mij gedaan door onderscheidene dwaalleeraren dezer provincie. Als ondertitel voegt hij daar nog aan toe: „die hunne dwalingen zich niet meer schamende openlijk voor dezelve uitkomen en meer of minder toonen, inplaats van Leiders Verleiders, inplaats van herders grijpende wolven te zijn’ Deze verdediging verscheen in vier afleveringen, die een gelijken omslag droegen als Van der Lindens afleveringen.

De eerste aflevering bevat een brief van Kantens’ predikant aan De Cock met diens antwoord daarop. De tweede aflevering vangt aan met de mededeeling, dat nummer twee „van 's mans lappen en vodden ®) uit- kwam,’ nadat Laurman zijn brief had ontvangen. De derde aflevering heeft aan de keerzijde van het titelblad eenige dichtregelen „uit het hart, ter opbouwing van hem, zijnen lijdenden vriend en broeder, en allen die het heil van Sion ter harte gaat, met hem strijden en voor hem door het gebed in de bres springen, van zijnen medestrijder, broeder en vriend N. Borneman” van Sneek. De vierde aflevering sluit aan bij de derde,