DE GESCHORSTE AFGEZET. IN APPÈL BIJ DE SYNODE 415 uit den weg te ruimen. Daartoe reisde hij naar Embden, tot den praeses van den Coetus ds Pantekoek, opdat ds Duin, die door een zielsziekte ontslag had gevraagd en verkregen, thans hersteld, weer beroepbaar zou worden verklaard. Dit geschiedde. Nu begaf Postma zich naar Den Haag, om den Koning te verzoeken het beroep te approbeeren. In het onderhoud noemde Postma den naam van ds Pantekoek. Daarop riep de Koning met groote ontroering: ,,leeft Pantekoek nog, leeft Pantekoek nog!" Jeen Postma vertelde, dat hij nog leefde en hem van Zijne Majesteit had ge- sproken. De Koning ontroerde bij het noemen van den naam van dezen predikant, omdat bij de vlucht van 's Konings vader, stadhouder Willem V, deze met zijn gezin ook bij ds Pantekoek zijn verblijf had gehad. De Koning hier aan gedachtig zeide: ,,vriend, ik geef u mijn Koninklijk woord, indien er iets aan te doen is, zult gij dien leeraar hebben." Drogehams afgevaardigde bezocht denzelfden avond nog ds D. Molenaar. Hij had goeden moed! Van Molenaar moest hij echter hooren: ,,vriend, gij hebt het woord des Konings; maar het baat u niet als Van Pallandt van Keppel en Janssen u niet gunstig zijn; die twee steken als adders!" Molenaar kende des Konings raadslieden in kerkelijke aangelegenheden ! De approbatie kwam niet! Weer ging de stoere Fries naar Den Haag. Toen hij den Koning zijn teleurstelling mededeelde, zeide de Koning, dat ds Duin ,,immers door krenking in het hoofd niet bekwaam was." Postma verzekerde, dat ds Duin geheel hersteld was. De Koning ant- woordde: ,,Er zijn vele uitnemende candidaten in ons land; laat er een van hen beroepen worden en gij zult uwe begeerte aanstonds verkrijgen." Des Konings raadslieden inzake kerkelijke aangelegenheden vermochten veel invloed op den Koning uit te oefenen en dat ten kwade. Dat heeft ook Scholte ondervonden toen het ging om de approbatie van het beroep van Van Rhee. Het liberale classikaal bestuur van Heusden zag niet gaarne het getal van gereformeerde predikanten, vrienden van den oefe- ninghouder Le Feburé, of van den bekenden boekdrukker Den Ouden, ver- sterkt met een man als gereformeerd bekend. Hij wist dat de praeses een veertien dagen in Den Haag was geweest en nu vreesde hij de ge- volgen, die dra openbaar werden. Niet altijd overwonnen de vijanden I want in deze zaak overwon Scholte. De Cock schijnt den gang van zaken bij zijn afzetting uitvoerig te hebben medegedeeld, kort nadat dit vonnis was gestreken, aan graaf D. van Hogendorp. Een hoogst belangrijke brief van den negentienden Juni 1834 licht ons in omtrent het aandeel dat deze rechtsgeleerde heeft gehad in het beroep door De Cock gedaan op de synode. Hij volge hier in zijn geheel. Hoe vriendelijk en bemoedigend is de aanspraak:
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/481
Uiterlijk