APPÈL BIJ EN MEMORIES AAN DE SYNODE leden in het bizonder, noemt hij zich met christelijke onderdanigheid, hun verdrukte en bedroefde dienaar. 451 Legt men naast deze de memorie door De Cock zelf opgesteld, dan springt het groot verschil in vorm en inhoud in het oog. Hij doet door- loopend een beroep op de geschiedenis der kerk en verwijst voor zijn argumentatie telkens naar de Schrift. De woordkeuze is geheel in overeen- stemming met die zijner vele strijdschriften en de redeneertrant kenmerkt zich door de breedsprakigheid eigen aan zijn protesten en smeekschriften. Hoewel de rapporteerende commissie in haar rapport niet laat merken dat haar het verschil, wat den vorm betreft, is opgevallen, zoo mogen we toch niet veronderstellen dat dit aan haar zal zijn ontgaan. Verschillende uitdrukkingen in deze memorie komen ook voor in die van Van Hogendorp, echter zeer opmerkelijk, daar dan ingelascht door De Cock. Direct reeds merken we op dat hij ook in dit stuk wijst op den bizonder ongunstigen tijd, wat het kerkelijk leven belangt, waarin deze bundel liederen in onze kerk is ingevoerd; 't was in de dagen onzer verzuchting onder afgodische volken, en naar onzen „jeukerigen landsaard". Men roemt ,,van verdraagzaamheid; maar deze bestaat dan hierin dat men vrijelijk alles tegen Gods Woord mag spreken en schrijven. Men roemt van liefde en vrijheid, maar dit is dan die liefde en vrijheid die zich alleen uitstrekt tot de kinderen dezer wereld". Ook in deze memorie verbergt De Cock niet, dat hij zich even beslist stelt tegenover het romanisme als tegenover het liberalisme. Uitdrukkingen als het Afgodische Pausdom" en ,,Roomsche Hoereliederen" worden zelfs in deze memorie niet in de pen gehouden. Het is moeielijk om den „Paus van Rome uit Gods Woord te bewijzen dat hij de Antichrist is, zoo is het ook moeijelijk voor mij, om maar steeds mijn regt en dat van de gemeente te bepleiten." Hij vraagt met Klok ter verantwoording geroepen te worden, opdat mede door de overtuiging van honderden en duizenden verkregen worde om de gezangen vrij te geven en in de keuze der gemeente te laten. Het is hem een opmerkelijk feit dat hem na ruim driehonderd jaren, juist hetzelfde geschiedt, hetgeen den eersten martelaar Johannes Pistorius is bejegend wiens regters zijne aanklagers tevens waren". Hij wijst op de haast gemaakt door het Provinciaal Bestuur klaarblijkelijk in overeenstemming met Laurmans goddelooze en ver- foeijelijke raad, hem zoo spoedig mogelijk uit te werpen. Waarom anders als door het groeien van den haat al die buitengewone en zoo spoedig mogelijk belegde buitengewone vergaderingen ?" Maakt het genoemd be- stuur met vertooning en omslag van woorden melding van de stukken die tot een onpartijdig onderzoek gediend hebben, het zal aan de aan- dacht der synode wel niet ontglippen, dat dit meer schijn dan zijn is",
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/519
Uiterlijk