Naar inhoud springen

Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/53

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 


 

AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK II.

1) In het archief De Cock zijn heel veel stukken, die geen handteekening voeren, terwijl het toch van het hoogste belang is den opsteller, schrijver of overschrijver daarvan te kennen. Eén voorbeeld naast andere in den tekst genoemd: prof. Helenius de Cock deelt mede dat één van de memories door De Cock aan de Synode gezonden door een vriend was opgesteld. Hij, noch iemand na hem, noemt den naam van dien vriend. Het oorspronkelijk stuk berust in het archief. Uit vergelijking met andere stukken is voor mij zeker dat dit stuk is opgesteld en geschreven door graaf Dirk van Hogendorp. Uit het vervolg dezer geschiedenis, in het eerste en tweede deel, zal blijken, dat er parallelle voorbeelden van dit ééne zijn te geven.
2) Is het niet heel goed mogelijk dat er nog overig zijn van de honderden van brieven door De Cock geschreven? Waar zijn ze b.v. die hij schreef aan baron P. C. van Zuylen van Nijevelt, aan Scholte, Capadose, freule Verschuur; aan de zeer vele vrienden uit de kleine luyden, die ze wellicht haast als relieken hebben bewaard?
3) Men leze door welk „toeval”, erkend als geschied onder de leiding van Gods bizondere voorzienigheid, de oorspronkelijke Acte van Afscheiding is gevonden.
4) Dit staat op het stuk geschreven door graaf D. van Hogendorp.
5) Volkomen accoord ga ik met Van der Does’ opmerking: het réveil heeft dan ook maar zijdelings invloed uitgeoefend op het ontstaan der Afscheiding, a. w. bl. 270. Verwarrend heeft gewerkt een dissertatie als van dr L. Wagenaar: Réveil en Afscheiding. Juist is gezien door Van der Does dat hij in zijn: Afscheiding, geen enkel hoofdstuk aan het Réveil heeft gewijd.
6) Men denke aan de Crisis der jeugd, van prof. dr H. Bouwman en aan het hoofdstuk Het Dieptepunt, bij Van der Does, a.w. hoofdstuk 24. Rulimann, hoofdstuk XVII.
7) Zie vervolg; Van Velde, is zeker E. van der Velde; de standplaats van Jan Lammerts wordt niet nader aangewezen. Men vergelijke voor de namen van deze mannen dr Wumkes a.w. Ook nog: Hendrik de Cock, bl. 276, noot.
8) Daar ik bij het afdrukken den vierden druk, thans van dit Handboek verschenen, niet kon raadplegen, weet ik nu niet of deze geïncrimineerde woorden zijn blijven staan. Ik kom hier in het tweede deel op terug.

 

Afscheiding
3